Een artikel van Ds. J.R. Visser
Bij dit college hoort een presentatie.
Dit artikel is in verkorte vorm bij de opening van het academische jaar AVGT op 27 september 2025 uitgesproken. Het is een college waarin een begin gemaakt wordt met het onderwerk en uitgewerkt gaat worden in college Nieuwe Testament en Ethiek over de punten die hier aangeraakt worden.
Mensen komen in beweging
We gaan naar de stad Alexandrië in het begin van de 4e eeuw nar Christus. Het is een drukte van belang in de haven. Het is op dat moment de grootste havenstad van Egypte. Er is altijd wat te doen. Een belangrijk deel van de inwoners van deze stad is nu christen. Nu is er na een tijd van vervolging rust voor de gelovigen. Ook in het Oosten van het Romeinse Rijk. Ik kom hier zo nog even op terug. Toch is er nu veel onrust onder de kerkmensen in deze stad. In deze stad is er de kern van de onrust die er na de vervolgingen in de kerk gekomen is. Die onrust gaat over wie de Here Jezus is. De vraag die de Here Jezus zijn leerlingen stelde in Mattheus 16 staat ook nu in Alexandrië en vanuit deze stad centraal in de kerk. Daarover is verschil van mening. Over de vraag: “Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben? Zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper, en anderen: Elia, en weer anderen: Jeremia of een van de profeten.” 13,14
Toch is de Here Jezus niet tevreden met een van deze antwoorden: “Maar u, wie zegt u dat Ik ben?
Simon Petrus antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. En Jezus antwoordde en zei tegen hem: Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is.” Vs 15-17
Over deze vraag gaat het ook in de haven van Alexandrië rond 325 na Christus.
Luister maar een na wat voor zeemansliedjes er daar in de haven gezongen worden. Het zijn liedjes die door een invloedrijke man in de kerk van Alexandrië geschreven zijn. Ze worden op aansprekende melodieën gezongen. Zodat de inhoud ervan makkelijk in je hoofd blijft hangen. Twee van die liedjes het die volgende inhoud gehad:
“Er was een tijd, Voordat de Zoon bestond
Alleen de Vader, Is er van Eeuwigheid.”
Een ander liedje had deze inhoud:
“Wij noemen die Vader ongeboren, Tegenover Hem die op een gewone manier geboren is.
Wij prijzen Hem als de een zonder begin,, Tegenover Hem die een begin heeft.
Wij aanbidden Hem als tijdloos,, Tegenover Hem die in de tijd begonnen is om te bestaan.”[1]
Door zeelui, burgers en buitenlui worden deze liedjes gezonden. Ze doen dat met nog meer kracht als ze ds. Alexander en zijn helper Athanasius in hun buurt zien. Ze zullen eens laten horen dat zij aan de kant van Arius staan en niet aan die van Alexander en Athanasius.
Wat Arius zegt dat is toch allemaal veel logischer en makkelijker te begrijpen?! Wat er in Alexandrië gebeurt, houdt in die tijd de hele wereldkerk bezig. Hoe moet de kerk verder. Wie is Jezus. Is Hij de Zoon van God die echt helemaal God is of lijkt Hij op God. Is Jezus echt God of is Hij het hoogste en het meest belangrijke schepsel. Is Hij echt God of is hij iemand tussen God en mens in?
Misschien denk je wel: Dat zulke dingen de mensen zo bezighielden. Zelfs zo dat er op straat over gesproken werd en een hele stad in beroering bracht. Toch zie je dat later ook gebeuren. Denk maar eens aan de tijd van de Reformatie. Hoe soms een groot deel van een stad uitliep om te zien hoe iemand om zijn of haar gedachten en geloof door een beul gedood werd.[2] Of het oproer dat plaatsvond in de tijd van Remonstranten en Contra-Remonstranten[3] Of denk maar eens aan de tijd na de Afscheiding en de Doleantie waarin kinderen van een christelijke school het gevecht aangingen met kinderen, jongeren die op een openbare school zaten.[4] Je denkt misschien dat dit soort dingen niet meer mogelijk zijn. Toch zien we het op een andere manier gebeuren wanneer kerken en christenen juist op het terrein van de ethiek Bijbelse standpunten innemen die als achterhaald en middeleeuws bestempeld worden.
Maar nu terug naar de kerk van Christus in het begin van de vierde eeuw. In de eerste 250 jaar na Christus waren er geregeld vervolgingen. Niet altijd in het hele Romeinse Rijk. Na 250 na Christus lijkt er meer vrijheid te komen. Er wordt dan wel gesproken over de bloeiperiode van de kerk. Het Romeinse Rijk is nog altijd in meerderheid heidens. Toch kan de kerk groeien en wordt eigenlijk op veel plaatsen ongemoeid gelaten. Juist als er een ontwikkeling is naar nog meer vrijheid en dat de kerk van Christus als een toegestane godsdienst wordt erkend, komt er vooral in het oosten van het Romeinse Rijk weer een sterke vervolging. Een van de getuigen hiervan is Lactantius[5]. Ook in Alexandrië is dit het geval. Over deze vervolging schrijft Lactantius: “De woede van de keizer[6] richtte zich niet alleen meer tegen zijn hofpersoneel maar tegen iedereen. En allereerst dwong hij zijn dochter Valeria en zijn vrouw Prisca zich te bezoedelen door een offer te brengen. Eens zeer invloedrijke eunuchen, van wie Diocletianus zelf en de goede gang van zaken in het paleis afhankelijk was geweest, werden gedood. Ouderlingen en diakenen werden gearresteerd en zonder bewijs of bekentenis veroordeeld en met al de hunnen ter executie afgevoerd. Mensen van iedere sexe of leeftijd werden weggesleurd om verbrand te worden; omdat hun aantal zo groot was werden zij niet individueel opgepakt, maar in groepen, waaromheen een vuur werd aangelegd. Leden van het hofpersoneel werden, met molenstenen om hun hals gebonden, in zee verdronken. Niet minder fel werd de rest van de bevolking door de vervolging geteisterd. Want rechters, over alle tempels verspreid, dwongen iedereen een offer te brengen. De gevangenissen waren vol en ongehoorde foltermethoden werden uitgedacht. Om te verhinderen dat lichtvaardig tegen iemand werd recht gesproken werden in de raadkamers en voor rechtbanken altaren geplaatst, zodat de procederenden konden offeren alvorens hun zaak te bepleiten en de rechters als goeden werden benaderd.”[7]
Toch komt ook hieraan een einde. Verdere beschrijving
Juist als de vrijheid er is en keizer Constantijn als christen naar voren treedt, schakelt de duivel over op een andere tactiek. De tactiek van het zaaien van onenigheid in de kerk.[8]
Tussenopmerking
Even een tussenopmerking. Kun je dit soort dingen wel zeggen op de dag van een opening van een theologische opleiding die op wetenschappelijk niveau wil onderwijzen. In onze tijd zal dit snel voor onwetenschappelijk worden uitgemaakt. Toch zullen juist deze dingen het eigene van onze opleiding moeten zijn. De reden daarvoor is dat we HEERE als de enige God belijden en Christus als de enige Verlosser. Dat we belijden dat de Bijbel het onfeilbare en volledig betrouwbare Woord van de Drie-enige God is. Wij willen theologie bedrijven vanuit Gods Woord. Wij staan daarmee ook in verbinding met de kerk van Christus die door de eeuwen heen de Bijbel als het volledig betrouwbare Woord beleden heeft. Een indringend voorbeeld daarvan is het gebed dat Abraham Kuyper bij het begin van de Vrije Universiteit heeft uitgesproken. Dan eindigt hij zijn gebed zo: “Aanbiddelijke, eeuwige Majesteit, zie dan in gunste ook op deze Stichting neder. Zij uit U haar goud, haar kracht, al haar wijsheid. Zwere ze nooit bij een minder, nooit bij een ander, dan Uw heilig Woord. En Gij die onze nieren proeft, o Rechter ook van onze natie en Oordeelaar ook van de scholen der wetenschap, breek zelf de muren dezer Stichting af, en delg ze uit van voor Uw aangezicht, indien ze ooit iets anders bedoelen, ooit iets anders willen zou, dan te roemen in die souvereine, die vrij machtige genade, die er is in het kruis van den Zoon Uwer teederste liefde! Heere, Heere God! laat in Uw Naam alléén, in Uw Naam al onze hulpe staan! Amen. ”[9]
Het is de duivel die niet alleen met vervolging, maar ook door onrust en door dwaalleer de kerk van Christus aanvalt. Hij kan zich ook voordoen als een engel van het licht terwijl hij toch wil verwoesten en vernietigen. Dat lezen we o.a. in 2 Korinthe 11:14,15: “En geen wonder, want de satan zelf doet zich voor als een engel van het licht. Het is dus niets bijzonders als ook zijn dienaars zich voordoen als dienaars van gerechtigheid. Hun einde zal zijn overeenkomstig hun werken.”
Nu terug naar het Alexandrië in de twintiger jaren van de 4e eeuw.
De leer van Arius – heel logisch
Wat gebeurt er in het Romeinse Rijk? De vervolgingen stoppen in 313 na Christus echt. Er komt vanuit Rome het besluit dat iedere inwoner van het rijk zelf mag kiezen wat zijn of haar godsdienst is. . Daarbij valt op dat als eerste godsdienst het geloof in Christus genoemd wordt. Pas daarna de andere heidense godsdiensten. Dat geeft aan dat er heel veel veranderd is. Het gevolg was ook dat veel heidenen nu naar de kerk kwamen en lid van de kerk van Christus wilde worden.
Wat is er gebeurd in Alexandrië nu de kerk echt vrijheid heeft en niet meer door vervolging heeft geleid? Alexander is de dominee, de bisschop van deze grote gemeente. Ook deze gemeente groeit in die tijd. Ongeveer 30% van de bevolking is dan christen. Waarschijnlijk woonden er toen ongeveer 400.000 mensen in deze stad. Het was toen de hoofdstad van Egypte. Er waren toen ongeveer 2400 tempels in de stad te zien.
De episkopus van Alexandrië was dus een belangrijk man. Een van zijn presbyters was Arius. Hij kwam met gedachten die voor de onrust in die tijd ontstond. Hij stond op een bepaald punt tegenover ds. Alexander en later ook tegenover de opvolger van Alexander. Dat was Athanasius. Het verschil ging over wie Jezus Christus was.
Kort gezegd kwam wat Arius uitdroeg hierop neer[10]: “De Zoon is volgens Arius in zijn wezen juist verschillend van de Vader. Hij heeft niet de eigenschappen van eeuwigheid en onveranderlijkheid van de Vader. Zijn veranderlijkheid is voor Arius een erg belangrijk gegeven: hij heeft evenals de andere mensen een vrije wil die verschillende keuzen kan maken. Wel heeft hij altijd het goede gekozen, en daarvoor is hij door de Vader beloond en tot goddelijke waardigheid verheven. …. Volgens Arius is Christus Gods eerste en volmaakte schepsel dat als scheppingsmiddelaar bij de schepping van de wereld heeft gefunctioneerd. De volstrekte verhevenheid Gods maakt het onmogelijk dat God bij de schepping direct betrokken zou zijn en maakt dus het bestaan van een scheppingsmiddelaar wenselijk. Juist daarom moet het scheppende Woord van God de Vader minder zijn dan de Vader zelf. Om deze ondergeschiktheid uit te drukken maakt Arius een onderscheid tussen Gods Woord – of Gods wijsheid – dat een eeuwige eigenschap van God is en het Woord van God dat het eerste schepsel is en aan die eeuwige eigenschap van God deelheeft. Dit Woord heeft in Jezus een lichaam aangenomen, maar geen ziel. Daarom is het Woord het subject van de handelingen van Jezus’ menselijke natuur, waarover in de evangeliën wordt verhaald, zoals droefenis, honger, onwetendheid. Het Woord is dus niet wezenlijk God, want God is boven dergelijk typisch menselijke aandoeningen verheven, zo zegt Arius zo zegt Arius de wijsgeren en de hele christelijke traditie na.”[11]
Deze leer was voor de mensen, ook voor de mensen in de kerk, veel logischer dan wat de kerk tot nu toe over Christus had verteld. Zeker als je bedenkt dat zoveel mensen in de kerk net uit het heidendom gekomen waren. Ik leg dat zo uit. Wat Arius leerde was ook voor mensen met Joodse wortels logischer vanuit wat er onder de Joden in die tijd geleerd werd. Ook dat zal ik zo duidelijker maken.
Al met al was er dus een vruchtbare grond voor de gedachten en de leer van Arius. De grote vraag is natuurlijk of het ook dit was en is wat de HEERE ons zelf leert in Zijn Woord. Dit raakt bijvoorbeeld ook wat het betekent dat we gedoopt worden in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.[12]
Het Johannesevangelie en de Griekse gedachten
We gaan nu eerst naar het Johannesevangelie. Als deel van het geheel van Gods Woord. Dit evangelie is door de apostel Johannes geschreven.[13] We hebben in dit evangelie niet te maken met een aparte theologische richting in de kerk van de eerste eeuwen. Het is deel van het Woord zoals de Geest ons dit door de Bijbel gegeven heeft. Johannes laat zien dat hij door dit evangelie een bepaalde zaak wil benadrukken. Namelijk dat Jezus de Zoon van God is. Dat je leven ervan afhangt dat je Hem ook als de Zoon van God erkent en volgt. Heel duidelijk komt dit naar voren in de verzen waarin het doel van dit evangelie wordt weergegeven.
“Jezus nu heeft in aanwezigheid van Zijn discipelen nog wel veel andere tekenen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn Naam.” 20:30,31
Het gaat dus om het geloven in Jezus Christus als de Zoon van God. Hoe keken nu mensen in die tijd en dan vooral buiten de kerk aan tegen God en goden?
In Johannes 1 lezen over het Woord met een hoofdletter. In het Grieks staat er het Woord Logos. Dat Woord speelde in veel Griekse filosofieën een grote rol. Het ging dan om het oerprincipe dat dan vaak de hoogste god was. Die god die boven de dingen stond, maar ook te groot was om zich met de geschapen werkelijkheid te bemoeien. Hij had de schepping en allerlei dingen die er op de aarde gebeuren aan lagere goden overgelaten. In allerlei variaties was deze gedachte heel invloedrijk.[14] Als je dan eens Johannes 1 leest, valt het op hoe deze gedachte meteen onderuitgehaald wordt. Er waren godenfamilies in dienst van de Logos die op verre afstand bleef. Vanuit zo’n levensgevoel is het meer aannemelijk om de leer van Arius te volgen. Dan is er de ene God die ver weg blijft en dan schept Hij iemand die meer is dan een mens maar minder dan de echte God. Dat schepsel gaat dan voor de schepping, het materiële zorgen dat veel minder is dan het geestelijke.
Voor het verstand van de mensen toen was dat meer aanvaardbaar dan dat Jezus Christus echt volledig God is. God zou eeuwig zijn, maar de Zoon van God zou dat niet zijn.
Als je dan Johannes 1 leest wordt wat in de heidense wereld en filosofieën geleerd wordt radicaal onderuit gehaald. Vooral als je verder leest. Dan zie je namelijk dat de Logos niet een God is die veraf blijft staan. Geen God die een tussenfiguur of tussenfiguren stuurt om de wereld te maken en daar actief te zijn. Nee, de Logos wordt hier niet een god genoemd.[15]
Want als we het begin van het Johannesevangelie bekijken, lezen we: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God.
Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.
In het Woord was het leven en het leven was het licht van de mensen.” Vs 1-4 Dat zijn in de Grieks-Romeinse wereld van toen revolutionaire woorden. Vooral als je er op let dat heel duidelijk wordt gemaakt dat die Logos niet iets vaags is. Zelfs niet iets vaags waar een god gebruik van maakt. Nee, die Logos is God en is een heel concreet Persoon. Dat zie je heel duidelijk als vanaf vers 6 over heel concrete dingen gesproken wordt die op aarde gebeurd zijn. Er wordt verteld over Johannes de Doper als de voorloper van het Woord dat op aarde gekomen is.
Ook Athanasius wijst erop dat de gedachte dat Christus niet echt God zou zijn en dat Hij er niet als de eeuwige God was een gevolg is van o.a. heidense gedachten. Hij schrijft in zijn eerste rede tegen de Arianen o.a. dit: “En wat u verder in uw geschriften hebt gezegd: ‘De Zoon was niet voordat hij werd voortgebracht, ‘dat is hetzelfde als: ‘Er was een tijd dat hij niet was’. Want beide uitspraken geven aan dat er een tijd was voor het Woord.
Waar hebt u dit toch vandaan? Waarom raast u als de heidenen en zint u op ijdele woorden tegen de Heer en Zijn Gezalfde? Geen van de heilige Schriften immers heeft iets dergelijks over de Heiland gezegd. Veeleer kennen zij Hem zonder uitzondering de praedicaten ‘altijd bestaand’ en ‘eeuwig’ toe, en zeggen dat Hij ‘steeds samen is met de Vader’. Want In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. En in de Openbaring staat: Die is, Die was en Die komt. En wie kan aan Degeen die is en die was de eeuwigheid ontzeggen? Hierin weerlegde immers Paulus ook de Joden in zijn brief aan de Romeinen, wanneer hij schrijft: uit wie Christus is naar het vlees, Hij die is boven alles, God, geprezen tot in eeuwigheid. En de Grieken beschaamd makend zie hij: Het onzienlijke van Hem wordt vanaf de schepping van de wereld gezien met het verstand uit het geschapene, Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid. En wie ‘Gods kracht’ is, leert de apostel op een andere plaats, wanneer hij zegt: ‘Christus, Gods kracht en Gods wijsheid.”[16]
Van dat Woord lezen we dan in vs 14-18: “En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid. Johannes getuigt van Hem en heeft geroepen: Hij was het van Wie ik zei: Deze Die na mij komt, is vóór mij geworden, want Hij was er eerder dan ik. En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, en wel genade op genade. Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus gekomen. Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard.”
Jezus Christus is God. Of zoals het in Kol 2:8,9 staat: “Pas op dat niemand u als buit meesleept door de filosofie en inhoudsloze verleiding, volgens de overlevering van de mensen, volgens de grondbeginselen van de wereld, maar niet volgens Christus. Want in Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk.”
Let er op dat de Geest hier oproept om geen wijsheid en filosofieën van mensen te volgen als de Geest in Gods Woord anders spreekt. Dan is Gods wijsheid beslissend, ook al kan ons verstand het niet volgen. We lezen in het Johannesevangelie ook vanuit het Oude Testament de gelijkstelling tussen de HEERE als de enige God en Jezus Christus. Heel duidelijk is dat in Johannes 12: “Maar hoewel Hij zoveel tekenen in hun bijzijn gedaan had, geloofden zij niet in Hem; opdat het woord van de profeet Jesaja vervuld werd dat hij gesproken heeft: Heere, wie heeft onze prediking geloofd en aan wie is de arm van de Heere geopenbaard? Daarom konden zij niet geloven, omdat Jesaja verder gezegd heeft: Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, opdat zij niet met de ogen zouden zien en met het hart inzien en zich bekeren en Ik hen zou genezen. Dit zei Jesaja toen hij Zijn heerlijkheid zag en over Hem sprak. En toch geloofden ook velen van de leiders in Hem, maar vanwege de Farizeeën beleden zij het niet, opdat zij niet uit de synagoge geworpen zouden worden.” vs 37-42 Zie voor wie met Zijn bedoeld wordt vers 37. Johannes gaat ook meteen weer verder over de Here Jezus. Het is duidelijk dat hier over Christus gesproken wordt als God zelf! De Geest wijst er hier op dat Jesaja in hoofdstuk 6:10 op de Zoon, op Christus wijst. Dit is het onderwijs van de Geest. Hij legt hier Gods Woord zelf uit.
Zo zijn we meteen gekomen bij de gedachten die er onder de Joden waren als er over Logos gesproken werd.
Het Johannesevangelie en de Joodse gedachten
Ook onder Joden waren er duidelijke gedachten als het over de Logos ging. Dat woord was onder de Joden bekend door de Griekse vertaling van het Oude Testament die er toen was. De Septuagint. Ik geef de gedachten door die er toen leefden nu weer vanuit een Nieuw Testament met daarin aantekeningen door Joodse geleerden. In dit Joodse commentaar op het Nieuwe Testament is ook apart geschreven over wat de gedachten van de Joden toen over de Logos waren. Ik geef een citaat dat als aantekening bij Johannes 1:1-3 staat: “In het begin, een echo van Ge. 1:1. Het Woord, Gods scheppings- en verlossingskracht (Ps. 33:6) die wordt geïdentificeerd met Jezus (Joh. 19,14,17). Dit doet denken aan Wijsheid (Spr. 8:7-30; Wijsheid 9:2,9; 18:15; Sir. 24:9; 43:26) Voor de Joodse filosoof uit Alexandrië was Gods Logos de eerste vrucht van de schepping (Leg. 3.175). De Wijsheid van Ben Sira (Jezus Sirach) identificeert Wijsheid met het goddelijke gebod, dat is de Tora (Sir 24:22-23). Deze identificatie vinden we ook in de rabbijnse tijd terug (bijv. Gen. Rab. 1:10, dat niet eerder te dateren is dan de vijfde eeuw, waar wordt geschreven hoe God de Tora als een bouwplan raadpleegde voordat Hij de wereld schiep). Zie ook het gebruik van memra (‘woord’) n de Aramese targoems op Genesis (zie Logos, een Joods woord, p.782). Bij God, zoals in Spr. 8:22-31: ‘… was Ik (Wijsheid) zijn eersteling (…) Ik was (…) in zijn (van de HEER) aanwezigheid.”[17]
In een ander onderzoek naar Johannes 1 en de Joodse gedachten in die tijd wordt de volgende conclusie getrokken: “We hebben gezien dat de beelden van de Logos, het Woord, die door de Joodse Johannes in zijn proloog worden toegepast op Jezus, door andere Joodse uitleggers gebruikt worden voor de Tora. Van een deel van de beelden weten we zeker dat ze ouder zijn dan de tijd van de evangelist, zoals het beeld van de Wijsheid als eersteling van de schepping, de lieveling van God. Dit beeld is door het traditionele Jodendom geïnterpreteerd als verwijzen naar de Tora. Johannes past het echter op ingenieuze wijze toe op Jezus, waarmee hij impliciet suggereert dat Jezus de vervulling van de Tora is. …… We zien dus een oorspronkelijk samenhangend complex van beelden dat uiteenging in twee verschillende duidingsrichtingen. Waar het Jodendom de Tora ziet als de richtingwijzer voor het dagelijkse leven en als toegang tot het eeuwige leven (nadruk van mij RV), belijden christenen Jezus als hun leidsman die ze willen navolgen in dit leven om zo het eeuwige leven te verwerven.”[18]
Het verschil ligt nog dieper dan de schrijver het hier weergeeft. Niet de Tora is goddelijk. Christus is God die mens wordt om voor Gods kinderen de straf te dragen en de vergeving te verdienen. Niet de Tora kan redden, maar Christus die zelf God is kan dat. Als je leest wat de leidende gedachten in de tijd van Jezus onder de Joden waren, komt de betekenis van Joh 1: “En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, en wel genade op genade. Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus gekomen. Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard.” vs 16-18
Zo zien we nog duidelijker wat we in Romeinen 8 lezen: “Want wat voor de wet onmogelijk was, krachteloos als zij was door het vlees, dat heeft God gedaan: Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees en dat omwille van de zonde, en de zonde veroordeeld in het vlees, opdat de rechtvaardige eis van de wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. Immers, zij die naar het vlees zijn, bedenken de dingen van het vlees, maar zij die naar de Geest zijn, de dingen van de Geest.” vs 3-5
We zien hier al dat we altijd weer Gods hele Woord moeten laten spreken. Om te laten zien dat niet alleen het Johannesevangelie Christus als God ons aanprijst, kijken we ook naar Markus 2. Ook daar laten we de Joodse achtergrond meespelen.
Bedenk hierbij ook dat het niet om de boodschap van Bijbelschrijvers gaat, maar dat zij beschrijven wat God zelf gezegd en gedaan heeft. Wat Christus die God as, is en altijd zijn zal gedaan en gezegd heeft. Het Johannes evangelie staat in de belijdenis dat Jezus Christus de Zoon van God echt en eeuwig God is in de lijn van heel Gods openbaring zoals we die in de Bijbel vinden.
Het Johannesevangelie en de hele Schrift
Daarom nu nog iets over Markus 2. We lezen daar over de verlamde man die door zijn vrienden door het dak heen voor de Here Jezus wordt neergelegd. Een van de bijzondere dingen die dan gebeurt, is dat Jezus voordat Hij deze man geneest hem zijn zonden vergeeft. Niet maar een zonde, een verkeerde daad of woorden die hij tegenover Jezus heeft gedaan. Het gaat hier niet om de mens Jezus die vergeeft wat hem door deze mens is aangedaan. Nee, het gaat om het vergeven van al zijn zonden. Om het kwijtschelden van zijn schuld tegenover God.
Juist de Joodse leiders horen heel goed wat de Here Jezus zegt en wat deze woorden betekenen. Ze hebben heel goed door hoe de Here Jezus Zichzelf hier presenteert. We lezen dan ook de volgende reactie van de Joodse leiders: “En er zaten daar enigen van de schriftgeleerden, en die overlegden in hun hart: Waarom spreekt Deze op die manier godslasteringen? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?”
In Joods commentaar hierop lezen we: “omdat het God zelf is die vergeeft, beschouwen de schriftgeleerden Jezus’ uitspraak als godslastering; …. Een oudere Joodse tekst, het Gebed van Nabonidus (4Q242), beschrijft een Joodse duiveluitdrijver die de zonden van de Babylonische koning Nabonidus vergeeft en hem geneest. In de Hebreeuwse Bijbel kunnen mensen weliswaar bij God pleiten voor de vergeving van anderen, maar vergeven zij anderen nooit rechtstreeks – zelfs Mozes niet (bijv. Num. 14:19; Am. 7:2).”[19]
Het is dus duidelijk dat Jezus zich als God presenteert en dat erna bevestigt met de genezing van deze verlamde man.
Een van de dingen die hier duidelijk wordt is dat we de Bijbel als een geheel moeten lezen. Het ene Woord van de Geest. Waarbij de uitleg altijd zo is dat er geen tegenstelling ontstaat met wat er op de ene en de andere plaats in Gods Woord geleerd wordt. We zien hier hoe duidelijk vanuit wat Christus’ doet Zijn volledig God zijn naar voren komt.
De Vader toch niet meer dan de Zoon?
Een van de dingen die ook steeds weer naar voren komt, is dat gezegd wordt dat we in het Nieuwe Testament teksten vinden die laten zien dat de Zoon minder dan de Vader is. Ook dat moet bij het uitwerken van deze toespraak in colleges verdere aandacht krijgen. Ik ga nu naar een voorbeeld dat juist nauw bij de gedachten van Arius aansluit. Dat is een titel waarmee Christus, waarmee de Zoon wordt aangeduid in Colossenzen 1. Het gaat me nu om de titel: ‘Eerstgeborene van de schepping’. Het woord ‘eerstgeborene van de schepping’ wijst hier niet op een ontstaan vanuit de schepping! Als je het vervolg leest, zie je juist hoe Christus als de Schepper van echt alles aangewezen wordt: “Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen. En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem.” vs 16,17
Christus, de Zoon komt niet uit de schepping voort, maar is ook de Schepper van alles dingen. Hij is de Eerstgeborene in de zin dat alles ook van Hem is zoals een eerstgeborene alles erfde. Zie Deuteronomium 21:15-17. Hier zien we ook weer de aansluiting met Johannes 1.
Enkele gevolgtrekkingen
1. Wanneer we de Schrift als het Woord van God zien dat van de ene Schrijver die God zelf komt, dan is duidelijk dat Jezus Christus God is die mens geworden is. Hier wordt duidelijk dat Gods openbaring en Zijn werk ons menselijk verstand te boven gaat. Juist in de belijdenis van God die in Christus mens geworden is, zien we dat God boven alles gaat. Hier kan menselijk verstand niets aan afdoen. Zie Colossenzen 1 en 2
Er is niet een mens gekomen die het zo goed deed dat de Geest in Hem ging wonen. Nee, de verlossing is alleen maar genade! God zelf werd mens. De Zoon van God is van eeuwigheid God en werd mens in de geschiedenis. Niet ons menselijke logica of gevoel is beslissend, maar wat de Geest ons in Goddelijke wijsheid in Zijn Woord leert en laat zien.
2. Gods Woord is een door de Geest gegeven eenheid. Het is dan ook zo dat die ieder Bijbelboek een eigen theologie heeft. Vanuit de eenheid van Gods Woord zien we de werkelijkheid. Ook als het om de Zoon van God gaat, zien we de werkelijkheid vanuit het hele Woord.
3. Deze belijdenis die uit Gods eigen Woord en werk komt laat ook zien dat de Zoon van God, Christus de Schepper is. De Zoon is geen schepsel. Hij heeft alles geschapen. Niets is zonder Hem ontstaan. Dat laat zien dat er eens een volledig goede schepping was! Want in God is niets wat verkeerd of duister is. 1 Joh 1. God heeft niets wat slecht is in Zijn schepping gelegd. Goede engelen die tegen God kozen en wij als mensen die in hun spoor zijn gegaan hebben het kwaad in de wereld gebracht. Dan zie je het wonder van Gods genade dat God zelf mens werd om toch nog zondige mensen te redden! Dat kan God alleen.
4. Bij de Joodse uitleggers lezen we dat de tora een soort goddelijke status krijgt. Als je dat in beeld hebt, gaat Johannes 1:17 en 18 nog veel duidelijker spreken. Jezus Christus, de Zoon van God is de Verlosser en niet de tora, niet de wet.
Dat God is mens geworden – niet de mens is god geworden of heeft een goddelijke status gekregen.
Niet de logica beslist, maar het Woord. Hij is groter dan de hele schepping.
Praktische betekenis voor ons in de 21e eeuw. Ook ethisch
De belijdenis dat de Zoon van God die mens geworden is, echt God, eeuwig God is, is ook in onze tijd belangrijk. Raakt ook heel actuele punten die in onze tijd spelen. Ik noem er enkele.
a. Hoe spreken we over geloven? Is het al goed genoeg als mensen zeggen in Jezus te geloven? Ieder met zijn of haar eigen beeld van Jezus Christus? In de strijd voor 325 voor Christus en de belijdenis dat de Zoon van God echt God is. Dat deze belijdenis echt uit Gods eigen Woord komt maakt duidelijk dat echt geloven niet zonder deze belijdenis kan. Dat wordt in de Geloofsbelijdenis van Athanasius heel sterk benadrukt.
b. Onze Verlosser was, is en zal altijd God zijn. Volgens Gods plan. Hij is onze eer en God. Dat betekent dat we niet kunnen kiezen welke Jezus we voor onze tijd willen hebben. De Bijbel is niet de letterbak waaruit we kunnen kiezen welk beeld van Jezus het beste bij onze tijd past en de mensen van onze tijd het meeste aanspreekt.
c. Dat de Zoon, die ook de Verlosser is, echt en eeuwig God is, geeft Zijn woorden in de Bijbel ook eeuwige kracht. Het laat ook zien dat de woorden van Christus ons de norm stellen voor alle tijden en culturen. We zien ook hoe in de woorden van de Zoon de eenheid tussen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest als de ene God zichtbaar wordt. Christus wijst erop dat Hij leert wat de Vader hem laat horen en dat de Geest het juist uit Hem zal nemen en zo ook in de toekomst het ene Woord van God zal klinken. De geboden van Christus zijn ook de geboden van de Vader en de Geest.
d. De Zoon is samen met de Vader en de Geest de Schepper. Bij wat Arius leerde hoorde ook dat God te verheven was om zich echt met dat materiële bezig te houden. Er moest daarom een hoogste schepsel komen die dan voor de verdere schepping zorgde. Dat de Zoon, dat het Woord ook de Schepper is, maakt duidelijk dat de schepping ertoe doet. Dat ons leven op aarde ertoe doet. Dat daarom Gods Woord ook de aarde raakt en duidelijk maakt hoe wet de schepping hebben om te gaan en hoe in Gods schepping hebben te leven.
e. De Zoon heeft als echte en eeuwige God alles gemaakt. Wat zichtbaar is en wat onzichtbaar is. De Drie-enige God is goed. In Hem is geen enkele duisternis. Alles wat Hij gemaakt heeft, is goed! Dat is de doodsteek voor een evolutietheorie die juist zegt dat er veel slachtoffers zijn gevallen om de sterkste, de meest aangepaste te kunnen laten overleven. De ethiek mag dan ook geen ethiek zijn die op evolutiedenken steunt, maar die het Woord van God als uitgangspunt en norm neemt. Die ook de schepping zoals de Zoon die gemaakt heeft als goede schepping erkent. Dat betekent dat ook de orde van de schepping zoals de HEERE die in de schepping gegeven heeft norm voor ons leven is. O.a. als het gaat over de vraag hoeveel geslachten er zijn en wat de verhouding tussen man en vrouw is.
f. Het werk van verlossing komt helemaal van God. Dat is niet overgedragen aan een schepsel. De Verlosser moest God zijn om het werk van verlossing te kunnen uitvoeren tot het bittere einde. Juist het Johannesevangelie laat dit zo duidelijk zien wanneer als doel van dit evangelie door de Geest het zo geformuleerd wordt: “Jezus nu heeft in aanwezigheid van Zijn discipelen nog wel veel andere tekenen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn Naam.” Joh 20:30,31
Wat van die vrolijke en bijtende liedjes in Alexandrië?
Ook in verwerpingen die vanuit het concilie van Nicea kwamen, is duidelijk dat dit wat die vrolijke en bijtende liedjes bezongen werd juist op grond van Gods woord verworpen zijn door Christus’ kerk. Die verwerpingen (anathema’s) staan aan het einde van de belijdenis zoals die in 325 na Christus in Nicea geformuleerd zijn:
“Diegenen dus die zeggen: ‘er was een tijd dat Hij er niet was’, En ‘voordat Hij geboren werd, was Hij er nog niet’, En ‘dat Hij gemaakt is uit wat er nog niet was’, Of ‘dat Hij van een ander wezen is’, Of dat ze zeggen dat de Zoon van God Veranderlijk En onbestendig is; Hen vervloekt de katholieke en apostolische kerk.”.[20]
Die vrolijke en bijtende liedjes worden, weerlegt hebben we gezien vanuit Gods eigen Woord. Laten we daarom eindigen met een loflied op de Zoon van God die echt en eeuwig God is en dus ook blijft.
Heilig bent U, God
Zing voor zijn naam
want hier wil Hij ons horen
Zing voor zijn naam
met alle mensen
die hier samen zingen voor zijn eer,
die hier samen zingen voor zijn eer.
Refrein:
Heilig bent U, God.
Heilig is uw naam,
machtig mooi, Heer, wonderbaarlijk,
wat U voor ons doet.
Heel uw schepping, Heer,
komt terug naar U en zingt uw eer.
De lucht, het land,
de zee, en wat daarin is,
heel het heelal,
te groot voor stervelingen.
Wij zijn allen in zijn hand.
Heel de schepping houdt Hij in zijn hand.
(Refrein)
U bent ‘Ik Ben’
zonder begin of einde,
U was, U bent
en U zult altijd blijven.
Ik ben veilig in uw hand.
Ik ben veilig in uw hand.
Heilig bent U, God.
Heilig is uw naam,
machtig mooi, Heer, wonderbaarlijk,
wat U voor ons doet.
Heel uw schepping, Heer,
komt terug naar U en zingt.
Ik dank jullie voor jullie aandacht.
BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE
Andresen, C. e.a. Handbuch der Dogmen-und Theologiegeschichte Band 1 1982 Vandenhoeck & Ruprecht Gottingen.
Athanasius 1948 Redevoeringen tegen de Arianen Inleiding en vertaling Vogel, C.J. Het Spectrum Utrecht/Brussel
Bakker, H. 2024 Christus Kokboekencentrum Utrecht
Becker, J. 1991 Das Evangelium nach Johannes Kapitel 1-10 Gutersloher Verlaghaus Mohn Gutersloh
Beek van de, B/ Rikhof, H. 2020 Wij geloven Kokboekencentrum Utrecht
Berkhof, H. 1973 Christelijk Geloof. Callenbach Nijkerk
Boon, P en J. 2024 Kerkgeskiedenis vir jonk en oud (30-500 AD) Fontein Uitgewery Pretoria
Boor de, W. 1968 Evangelium des Johannes 1. Teil Brockhaus Verlag Wuppertal
Boter, P.F. 2010 Athanasius: Wie is Jezus? In: Hoek,J. (red) Vers Christendom p. 92-118 Groen Heerenveen
Bremmer, J.N. 2004 Goden en mensen in het Oude Griekenland. Ten Have
Bruggen van, J 1988 Markus Kok Kampen
Carson, D.A. 1991 The Gospel according tot John Apollos Nottingham
Daalder, D.L. 1950 Fijn en grof C. de Boer jr, Amsterdam
Driel, C.M. 2005 Dienaar van twee heren. Kok Kampen
Edwards, J.R. 2002 The Gospel according to Mark. Apollos Nottingham
Fairbairn 2009 Life in the Trinity IVP Academic Downers Grove
Fairbairn, D. en Reeves R.M. 2019 The Story of Creeds and Confessions p. 19-79 Baker Academic Grand Rapids
Groenewald, E.P. 1981 Die evangelie van Markus N.G. kKerk Uitgewers Kaapstad
Houwelingen P.H.R 1997 Johannes Kok Kampen
Houtman, D. 2025 In het begin was het Woord. In: Met andere woorden 44e jaargang nr. 1 p. 17-23 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap Haarlem
Itterzon, G.P. z.j. De levende kerk. Zomer&Keunings Wageningen
Kampen van, L. 2016 Jezus volgens Johannes. Jongbloed Heerenveen
Klijn, A.F.J. z.j. Apostolische vaders 1 Bosch & Keuning Baarn
Kooi van der, K. 2025 Een weldadige krach.t Kokboekencentrum Utrecht
Kooiman, J.K. 2023 Een kudde, een Herder. Ridderprint
Klooster, R. 2025 Het Modernisme in Friesland. Verloren Hilversum
Kuin, N.I. 2018 Leven met de goden Amsterdam University Press Amsterdam
Kuyper, A. 1880 p. 44 Souvereiniteit in eigen kring J.H. Kruyt Amsterdam
Lactantius 1988 De dood van de vervolgers. Inleiding en vertaling Aalders, G.J.D Kok Agora Kampen
Lalleman, P.J. 1998 The Acts of John; a two-stage initiation into Johannine Gnosticism . Peeters Publishers Leuven
Levine A.J./ Brettler, M.Z. 2024 Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap Haarlem/Antwerpen
Meijer, J.A. 1984 De oosterse confessie van Cyrillus Lukaris In: Douma, J. (red) Bezield verband p 134-151 Van den Berg Kampen
Meijring, E. 2006 Geschieden van het vroege Christendom. Uitgeverrij Balans
Nissen, P. 2025 De erfenis van het Concilie van Nicea Adveniat Leeuwarden
Paul. M.J. 2025 Mattheus Labarum Academic Apeldoorn
Ridderbos, H. 1987 Het evangelie naar Johannes deel 1. Kok Kampen
Rienecker, F. 1962 Das Evangelium des markus. Brockhaus Verlag Wuppertal
Roessingh, K.H. 1914 De Moderne Theologie in Nederland. Erven B. van der Kamp Groningen
Reeves, M. 2012 Delighting in the Trinity IVP Academic Downers Grove
Reeves, M. 2014 Christ our Life Paternoster Bletchley
Reeves, M. 2015 Introducing Major theologians. IVP Nottingham
Reeves, M. 2015 Rejoicing in Christ. IVP Academic Downers Grove
Schmithals, W. 1986 Das Evangelium nach Markus Kapitel 1,1-9,1 Gutersloher Verlaghaus Mohn Gutersloh
Stickland, D. 2025 The council of Niceae Strickland
Visser, Rob 2019 Het wonder van Gods genadige verkiezing II Dordtse leerregels II p. 7-9 Tesselaren Staphorst
Vree, J. 1984 De Groninger Godgeleerden Kok Kampen
Vries de, P. 2021 Zicht op de Bijbelse boodschap Brevier Kampen
Wersch, S. 1992 De gnostisch-occulte vloedgolf. Kok Kampen
Witkamp, N. 2019 De trinitarische doopformule in Mattheus 28:19 In: Witkamp. N.(red) Door Christus aangesproken p. 123-138 Groen Heerenveen
[1] Boon, P en J. 2024 p. 147 Kerkgeskiedenis vir jonken oud (30-500 AD) Fontein Uitgewery Pretoria
Athanasius. 1948 Redevoeringen tegen de Arianen (vertaling Vogel, C.J.) p. 4-16 Het Spectrum Utrecht/Brussel
[2] Zie bijvoorbeeld: https://nl.wikipedia.org/wiki/Onthoofding
[3] Visser, Rob 2019 Het wonder van Gods genadige verkiezing II Dordtse leerregels II p. 7-9 Tesselaren Staphorst
[4] We vinden dit op veel plaatsen in Nederland in de 19e eeuw. Een voorbeeld daarvan dat zich op Oosterend (Texel) afspeelt in Daalder, D.L. 1950 Fijn en grof C. de Boer jr, Amsterdam
[5] Lactantius is omtrent 250 na Christus uit heidense ouders geboren. Hij wordt een christen. Hij sterft rond 320. Verdere biografische gegevens en de omstandigheden waarin hij ‘De dood van de vervolgers’ geschreven heeft, kun je vinden in: Aalders, G.J.D. 1988 p. 9-33 De dood van de vervolgers Kok Agora Kampen
[6] Diocletianus
[7] Lactantius De dood van de vervolgers 15:1-5 Vertaling GLD Aalders a.w.
[8] Een hedendaagse beschrijving van de aanleiding voor het concilie van Nicea vind je in:
Fairbairn, D. en Reeves R.M. 2019 The Story of Creeds and Confessions p. 19-79 Baker Academic GrandRapids
Nissen, P 2025 De erfenis van het concilie van Nicea p. 15-23 Adveniat Leeuwarden
[9] Kuyper, A. 1880 p. 44 Souvereiniteit in eigen kring J.H. Kruyt Amsterdam
[10] Meijering, E. 2004 Geschiedenis van het vroege Christendom. 398,399 Uitgeverij Balans
[11] We zien hier iets van de mening van Meijering zelf. Gelukkig vinden vanuit de Schrift in de christelijke traditie ook een gewoon naspreken van de Schrift dat Jezus Christus echt en volledig God was en is en dat de Zoon als echte God mens geworden is.
Ook bij de kerkvaders vinden we dat Jezus als God aangemerkt wordt als God. Een voorbeeld daarvan is Ignatius. Ignatius werd tussen 35-50 na Christus geboren en is de marteldood gestorven tussen 110-117. Hij was de tweede bisschop van de kerk van Antiochië. Enkele citaten waarin duidelijk is dat hij Jezus Christus als God belijdt en dat ook als de leer van Christus’ kerk ziet:
“Er is een arts, vleselijk en geestelijk, geboren en ongeboren, God in het vlees gekomen, in de dood waarachtig levens, zowel van God als uit God afkomstig, eerst onderworpen aan het lijden, toen niet meer in staat te lijden: Jezus Christus onze Heer.” Brief aan de Efeziërs VII, 2
“Onze God immers, Jezus Christus, werd ontvangen door Maria naar Gods bestel uit het nageslacht van David en de Heilige Geest. Hij werd geboren en gedoopt opdat hij door het lijden het water zou reinigen.” Brief aan de Efeziërs XVIII,2
We moeten hierbij bedenken dat Ignatius vooral strijd tegen de dwaalleer dat Christus niet echt mens zou zijn.
De citaten zijn weergegeven in de vertaling van A.F.J Klijn z.j. Apostolische vaders 1. Bosch & Keuning Baarn
Zie voor Arius zelf:
Ritter, A.M. In Andresen, C. e.a. Handbuch der Dogmen-und Theologiegeschichte Band 1 1982 p. 144-169. Vandenhoeck & Ruprecht Göttingen.
Meijering, E. 2006 Geschiedenis van het vroege Christendom p. 397-404
[12] Witkamp, N. 2019 De trinitarische doopformule in Mattheus 28:19 In: Witkamp, N, Willigen van, M.A. (red) Door Christus aangesproken p.123-138
[13] Er wordt in bepaalde kringen een discussie gevoerd of het hier wel echt om het evangelie gaat dat door de apostel Johannes gaat. Er wordt ook wel gesproken over de school van Johannes die dan een ander soort theologie zou vertegenwoordigen dan wat we in de andere drie evangeliën lezen. Betrouwbare en goede argumenten tegen deze beweringen vind je o.a. in:
Carson, D.A. 1991 The Gospel according to John. Eerdmans Grand Rapids/Cambridge
Hendriksen, W. 1976 John The Banner of Truth Edinburgh
Houwelingen, P.H.R. 1997 Johannes Kok Kampen
Kruger. M.J. 2016 A Biblical-Theological Introduction to the New Testament p. 115-136 Crossways Wheaton
[14] Zie voor de godenwereld zoals die populair was in die tijd:
Bremmer, J.N. 2004 Goden en mensen in het Oude Griekenland. Ten Have Kampen
Kuin, N.I. 2018 Leven met de goden Amsterdam University Press Amsterdam
Zie voor de gnostiek die toen ook een belangrijke rol speelde:
Lalleman, P.J. 1998 The Acts of John; a two-stage initiation into Johannine Gnosticism . Peeters Publishers Leuven
Wersch van, S. 1990 De gnostisch-occulte vloedgolf. Kok Kampen
[15] Bij de Jehovah-getuigen vind je vanuit een rationeel redeneren dat het onmogelijk is dat Jezus Christus echt God is. Dan zouden er volgens hen 2 goden zijn. Tot in de vertaling toe laten zij dit doorklinken. Zij vertalen in hun eigen vertaling dat het Woord een god is. We vinden dergelijke gedachten ook bij de Mormonen
Verder is het opmerkelijk dat we steeds weer in de geschiedenis van de kerk er mensen in de kerk een vorm van Arianisme aanhangen. Dat zie je ook als je kijkt naar de kerkgeschiedenis in Nederland van de 19e eeuw tot nu toe. Ik geef daarvan enkele voorbeelden met verwijzing waar je dat kunt vinden.
In het begin van de 19e eeuw is in de hervormde Kerk de theologie van het supranaturalisme overheersend. Daarover schrijft K.H. Roessingh het volgende: “Over de Christologie kan ik kort zijn. Bij het sterk intellectualistisch-moralistisch type dezer theologie, waarin alles aankomt op de leer en de voorschriften van Jezus Christus, kan deze slechts gezien worden als de wijze leeraar, de ‘summus doctor’, volkomen Ariaansch opgevat, omdat ter eener zijde het oud -orthodoxe Christusdogma in deze gedachtenverbinding geen zin kan hebben, omdat aan den anderen kant de gansche geloofszekerheid hier berust op het bijzonder, het supranaturalistich, het goddelijk karakter van dit openbaringscentrum. De lijn loopen samen in zuiver Arianisme.” Roessingh, .H. 1914 De Moderne Theologie in Nederland p. 18 Erven B. van der Kamp Groningen.
Hierna was het de Groninger richting die een belangrijke plaats ingenomen heeft. Zij werden wel moderne Arianen genoemd.
J. de Vree geeft als typerend voor de Groninger richting weer wat L.G. Pareau als belangrijke vertegenwoordiger van de Groninger richting hierover schrijft: “Aan het einde van de Godsleer brengt Pareau het verband tussen God, Gods Zoon en Gods geest ter sprake. Hij begint met de opmerking dat er reeds een band tussen God en alle overige wezens bestaat, omdat zij alle hun oorsprong uit Hem hebben. Dit verband is echter nauwer naarmate die wezens meer met God homogeen en in aanleg aan hem verwant zijn. Er bestaat dus, zo concludeert hij, een zeer nauw verband tussen God en de persoon die wij in Jezus Christus hebben leren kennen. Dit laatste verband wordt daarom terecht zo voorgesteld dat God zijn Vader en Hij bij uitstek de Zoon genoemd wordt. Het critische moment ligt hier in de uitdrukking ‘door de werking van God’, áuctore Deo’. De Zoon is dus niet de tweede persoon van het Goddelijke wezen, maar is als alles wat van God komt aan God ondergeschikt. Hij heeft namelijk zijn goddelijke natuur van de Vader.” p. 255 Vree de, J. De Groninger Godgeleerden 1984 Kok Kampen
Het was daarna de moderne richting die een grote plaats in meerdere kerkverbanden in Nederland innam. Op het punt van de Christologie was de mening dat Hij niet meer dan een voorbeeldig mens was.
Zie voor het gedachtegoed van Moderne richting:
Driel. C.M. 2005 Dienaar van twee heren. Kok Kampen
Klooster, R. 2025 Het Modernisme in Friesland. Verloren Hilversum
Roessingh K.H. 1914 Het Modernisme in Nederland Erven B van der Kamp Groningen
Ook bij de Ethischen waren er meerderen die Christus niet als volledig God zagen. De Ethischen gingen over in de midden-orthoxen waarvan H. Berkhof een belangrijk vertegenwoordiger was. Hij maakt in zijn dogmatiek duidelijk dat hij Christus ziet als iemand die een bijzondere band, een bijzonder verbond met God had. Hij was een mens waarin de Geest op een bijzondere manier is gaan wonen.
Zie hiervoor Berkhof, H. 1973 Christelijk Geloof. Callenbach Nijkerk
In de dogmatiek wordt een onderscheid gemaakt tussen Logos-christologie en Geest-christologie. Bij de Logos-christologie wordt zonder twijfel beleden dat God mens geworden is. Dat Jezus Christus echt God is. Bij de Geest-christologie zijn er die de belijdenis van Nicea helemaal voor hun rekening nemen. Maar ook een groot deel is dat niet zo. Zie hiervoor:
Kamp van de G.G, 1983 Pneuma-christologie Een antwoord op een actuele vraag? Rodopi Amsterdam
Kooi van der Kees, 2025 Een weldadige kracht Kokboekencentrum Utrecht
Bij van der Kooi zelf blijft het heel vaag hoe hij er zelf over denkt. Juist ook omdat hij veel kritiek heeft op wat hij Logos-christologie noemt. Deze vaagheid vinden we bij velen in charismatisch-evangelische kringen.
Als je de laatste 2 eeuwen in de Nederlandse kerkgeschiedenis overziet, zie je dat het Arianisme nog springlevend is. Dit ondanks dat de kerk officieel belijdt dat voor Arianisme geen plaats in de kerk van Christus is.
[16] Athanasius Eerste rede tegen de Arianen. Vertaling de Vogel C.J. 1948 p. 17,18 Het Spectrum Utrecht/Brussel
[17] Levine, A.J. en Brettler M.Z. 2024 Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen p.195 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap Haarlem/Antwerpen
[18] Houtman, D. 2025 In: Met andere woorden 44e jaargang nr. 1 p. 22,23 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap Haarlem
[19] Levine, A.J./ Brettler, M.Z.(red) 2024 Nieuwe Testament met Joodse aantekeningen p. 84 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap Haarlem/Antwerpen
[20] Nissen, P 2025 De erfenis van het Concilie van Nicea p.85 Adveniat Leeuwarden Op p. 84 vind je hier de originele Griekse tekst.
Zie ook: Beek van, B en Rikhof, H 2020 Wij geloven p. 46 KokBoekencentrum Utrecht