Mondige kinderen
Wie (ook) vertrouwd mag zijn met het Oude Testament, zal weten hoe groot de nauwkeurigheid is die de HERE toen van zijn volk verwachtte. In antwoord op de nauwkeurigheid, waarmee Hij Zelf te werk ging bij het geven van zijn wetten. Zonder veel moeite zouden daarvan vele voorbeelden te geven zijn, maar ik laat het er hier bij één: de wet op de Grote Verzoendag, zoals we die vinden in Leviticus 16.
Niet alleen bepaalt God heel precies waarmee Aäron op die dag het heiligdom binnen moet gaan, maar zelfs hoe hij daarbij gekleed moet gaan. Hij moet de ‘heilige kleding’ aan hebben, maar mag die pas aantrekken ‘nadat hij zijn lichaam met water gewassen heeft’ (Leviticus 16:4). En dat gaat dan alleen nog maar over het begin van de dag, want ook voor het vervolg ervan gelden nauwkeurige regels.
Wat ook opvalt, is hoezeer de HERE blijkt te hechten aan een nauwkeurige naleving van één en ander. ‘Dit is voor u tot een eeuwige verordening’, klinkt het aan het slot van het hoofdstuk (Leviticus 16:29). En ook de context waarin die verordening door de HERE gegeven is, is veelzeggend: ‘na de dood van de twee zonen van Aäron’ (Leviticus 16:1) die ‘vreemd vuur’ voor zijn aangezicht gebracht hadden.
Daarmee vergeleken, blijkt er in het Nieuwe Testament heel wat veranderd te zijn. Wie wel eens is nagegaan wat de HERE daarin voorschrijft over de nieuwtestamentische eredienst, zal ontdekt hebben dat dat eigenlijk maar verrassend weinig is. We lezen wel van enkele hoofdzaken, maar niet tot in detail hoe het er in onze erediensten aan toe moet gaan. Wat dat betreft, gunt de HERE ons grote vrijheid.
Naar de reden daarvoor hoeven wij niet te gissen. Paulus schrijft daar namelijk over, in Galaten 4. Eens waren wij ‘nog onmondige kinderen, als slaven onderworpen aan de grondbeginselen van de wereld’ (Galaten 4:3). Maar in de volheid van de tijd heeft God Zijn Zoon uitgezonden, ‘geboren uit een vrouw, geboren onder de wet’ (Galaten 4:4). Zodat wij geen slaven meer zijn, maar mondige kinderen.
Belangrijke tegenstelling
Het is de vraag, welke gevolgen deze voortgang in de heilsgeschiedenis moet krijgen als het om het kerkrecht gaat. Een klassieke tekst is in dit verband 1 Korinthiërs 14:40: ‘Laat alle dingen op een gepaste wijze en in goede orde gebeuren’. Eén van de weinige teksten, die de Kerkorde heeft gehaald. Die begint immers als volgt: ‘in de gemeente van Christus behoort alles in goede orde te gebeuren.’
Nu kun je daar zo maar op een heel verkeerde manier mee omgaan. Een manier ook, waarmee je de hier boven al even genoemde voortgang in de heilsgeschiedenis onvoldoende in rekening brengt. Dat gebeurt onder meer, als je met een beroep op 1 Korinthiërs 14:40 de gang van zaken in de gemeente van Christus net zo vast wilt leggen als de HERE eens heeft gedaan met de wet op Grote Verzoendag.
Maar dan vergeet je, dat een hoofdstuk als 1 Korinthiërs 14 meer verzen telt, dan alleen het laatste. Zo is een al even klassieke tekst als het om kerkrecht gaat, vers 33: ‘want God is geen God van wanorde, maar van vrede, zoals in alle gemeenten van de heiligen.’ Een tekst die oppervlakkig beschouwd, precies hetzelfde lijkt te zeggen als in vers 40 gezegd wordt. Maar niet, als je die tekst goed bekijkt.
In het Handboek Gereformeerd Kerkrecht dat onder zijn redactie verschenen is, vraagt professor H.J. Selderhuis aandacht voor de precieze tegenstelling die de apostel in vers 33 maakt. Tegenover ‘wanorde’ wordt niet ‘orde’ gesteld, maar ‘vrede’. Of, anders gezegd: God is niet een God van orde, maar van vrede. De vrede namelijk, die Hij Zelf gebracht heeft door het zenden van zijn eigen Zoon.
‘Voor het kerkrecht betekent dit’, schrijft Selderhuis vervolgens, ‘dat het fundamentele doel van een kerkorde is dat Gods boodschap van vrede bij de mensen komt en dat het leven in de shalom met God beschermd en bevorderd wordt. God zoekt vrede met mensen en laat daarom Zijn boodschap van verzoening verkondigen. Een kerkorde moet wanorde tegengaan, niet omdat God wil dat het ordelijk toegaat maar omdat God vrede wil.’[i]
Eén en ander wordt ook nog bevestigd, door wat we nog meer in 1 Korinthe 14 lezen. Want daarin geeft de apostel aanwijzingen voor de gang van zaken in de gemeente van Korinthe. Maar als je erop let, valt op hoezeer hij daarbij gericht is op de verstaanbaarheid van de boodschap van vrede. Zo geeft hij om die reden bijvoorbeeld de voorkeur aan de gave van de profetie boven de gave van tongentaal.
Korte kerkorde
Als we vanuit het voorgaande het eerste artikel van onze Kerkorde lezen, valt allereerst op hoezeer ook daarin de ‘vrede’ van het evangelie leidend is. De vier zaken waarvoor met het oog op de goede orde in de gemeente van Christus volgens dit artikel een regeling nodig is, hebben alle daarmee te maken: de ambten, de kerkelijke vergaderingen, het opzicht over de leer en de eredienst en de tucht.
Zo hebben ambtsdragers het evangelie van de vrede te verkondigen, en ervoor te waken dat de gemeente daar ook bij blijft en uit leeft. Hebben kerken in hun kerkelijke vergaderingen elkaar daarbij tot een hand en een voet te zijn. En hebben ook het genoemde opzicht en de kerkelijke tucht tot doel dat het evangelie verkondigd blijft worden, en door zonde in de gemeente niet tegengesproken wordt.
Wat verder opvalt, is dat ‘onze’ kerkorde een relatief korte kerkorde. In slechts 84 artikelen worden de dingen die ten aanzien van de genoemde zaken geregeld dienen te worden, ook daadwerkelijk geregeld. Wie enig verstand heeft van kerkrecht, weet dat het elders ook wel anders gaat. Zo kent men in de kerk van Rome het zogenaamde ‘canonieke recht’, dat vele malen uitvoeriger is dan onze kerkorde.
En ook het kerkrecht van de Protestantse Kerk Nederland is veel uitgebreider dan ons gereformeerd kerkrecht. Weliswaar is hun Kerkorde nog beknopter dan de onze, maar daarnaast kent men er ook tal van zogenaamde ‘ordinanties’. Daardoor worden, vaak tot in detail, allerlei zaken geregeld. Met enige regelmaat levert dat ook discussies en wijzigingsvoorstellen op in hun kerkelijke vergaderingen.
Daartegenover houden wij het graag bij een beknopte kerkorde. En hoewel wij als GKN daarnaast ook best nog wel de nodige regelingen kennen, proberen we ons daar niet in te verliezen. Want uiteindelijk is ‘orde’ in de gemeente van Christus geen doel op zich, maar gaat het daar om de ‘vrede’ van Christus. En bovendien gunt God ons als zijn mondige kinderen uit de nieuwe bedeling, ook grote vrijheid.
Blijvende zonde
Nu zijn er ook tal (met name evangelische) gemeenten, die het helemáál zonder kerkorde stellen. Over de ambten in de plaatselijke gemeente hebben zij vaak maar weinig op papier staan, en aan kerkelijke vergaderingen beginnen ze al helemaal niet. Argument daarvoor is vaak de ook hierboven al genoemde vrijheid, die soms gepaard gaat met een vandaag de dag soms weldadig aandoende vrijblijvendheid.
Ook onder ons kun je broeders en zusters tegen komen, die maar weinig moeten hebben van wat soms wat smalend ‘regeltjes’ worden genoemd. Hoewel wij er, zoals gezegd, in vergelijking met sommige andere kerken relatief weinig regels op na houden, is in hun beleving elk regel er al één te veel. En zeker als op kerkelijke vergaderingen de regels die we hebben soms tot de nodige discussie leiden.
Toch is dit weer het andere uiterste, waar ook tegen gewaakt en gewaarschuwd moet worden. Ook daarvoor kunnen we ons beroepen op een hoofdstuk als 1 Korinthe 14. Want hoewel Paulus daarin duidelijk zegt dat niet ‘orde’ maar ‘vrede’ in de gemeente van Christus het doel moet zijn, laat hij aan de andere kant niet na om de gemeente van Korinthe ook bepaalde aanwijzingen te geven.
De reden daarvoor moge duidelijk zijn, en is in het voorgaande ook al even genoemd: in de erediensten van Christus’ gemeente in Korinthe ging het er nogal chaotisch aan toe, waardoor het evangelie van de vrede onvoldoende over het voetlicht kon worden gebracht. Wat dat betreft kan niet alleen een overdaad aan regels maar ook een gebrek daaraan, de genoemde vrede soms lelijk in de weg staan.
Ten diepste komt dit door de zonde: een zondig mens zoekt niet God en de naaste, maar vooral zichzelf. En als alle zondaars die de gemeente van Christus rijk is dat gaan doen, loopt het daar vroeg of laat uit de hand. En hoewel we door Christus van de zonde zijn verlost, leert de Bijbel ons tegelijk dat die ons nog wel in de weg blijft zitten. En vandaar, dat ook Christus’ gemeente niet zonder regels kan.
Literatuur
Selderhuis, H.J., ‘Theologische beginselen’, in: H.J. Selderhuis (red.), Handboek Gereformeerd Kerkrecht (Heerenveen: Groen 2019), 23-30.
[i] Selderhuis, ‘Beginselen’, 24v.