Christus stierf voor onze zonden (II)

Een artikel van Ds. J.R. Visser

Dit is het 2e artikel in een serie. Lees hier het eerste deel.

Enkele opmerkingen bij 1 Korinthe 15:3 en 2 Korinthe 5:21 en de achtergrond van Leviticus 16

2 Korinthe 5:21

Ik geef hier eerst 2 Korinthe 5:18-21 in de HSV weer:

“En dit alles is uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening van de verzoening gegeven heeft. God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, en aan hen hun overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ons gelegd. Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen. Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.”

Het is van beslissend belang om 2 Korinthe 5:21 uit te leggen in het verband met vers 18-20. Daarom wordt aan deze verzen aandacht gegeven met de hoofdfocus op vers 21.

Enkele algemene opmerkingen

Paulus krijgt te maken met kritiek vanuit de gemeente van Korinthe. Een gemeente waarvan hijzelf aan het begin gestaan heeft. Hij heeft er het evangelie van de gekruisigde Christus verkondigd. Mensen in Korinthe zijn op de verkondiging door de Geest tot geloof gekomen. Over dat begin lezen we in Handelingen 18.

De verhouding met deze gemeente wordt later moeilijk. Er klinkt veel kritiek[1] op Paulus. Eigenlijk willen ze hem niet meer ontvangen als prediker. Paulus zou maar een zwakkeling zijn en niet aansprekend genoeg preken. De mensen die deze kritiek uiten, komen vooral van buiten. Ze nemen de gemeente in hun kritiek mee en zorgen voor afstand tussen Paulus en deze gemeente. Dit heeft ook alles te maken hoe zij geloven.

Ik noem enkele zaken die we over deze mensen in 2 Korinthiërs vinden:

Ze noemen zich apostelen en dienaren van Christus. (2 Kor 11:13,23) Ze zijn van Joodse afkomst. (2 Kor 11:22) Ze vinden zichzelf belangrijk en sterk. (2 Kor 10:12,13; 11:21). Ze bouwen op uiterlijke zaken. (2 Kor 5:12,13; 10:10;11:6; 12;1,7,12) Ze bouwen op hun joodse afkomst. (11:18,22)

Paulus wijst deze mensen als apostel en ambassadeur van Christus aan als schijnapostelen terwijl ze door de Korinthiërs als superapostelen gezien worden.  (2 Kor 11:5; 12,11)[2]

Deze mensen die de gemeente in hun kritiek op Paulus leiden,  zijn het die een ander evangelie brengen. Het zijn geen mensen zoals Paulus  daarover in zijn brief aan de Filippenzen schrijft. Ook daar gaat het op een bepaald moment over predikers die met een verkeerd motief als verkondigers van het evangelie optreden. Met als bedoeling om de positie van Paulus te ondergraven. We lezen daarover in Filippenzen 1:15-18: “Sommigen prediken weliswaar Christus uit afgunst en twistzucht, maar anderen ook uit welwillendheid. De eersten verkondigen Christus wel uit eigenbelang, niet zuiver, met de bedoeling aan mijn gevangenschap verdrukking toe te voegen, maar de laatsten uit liefde, omdat zij weten dat ik tot verdediging van het Evangelie aangesteld ben. Maar wat dan nog? Toch wordt Christus op allerlei wijze verkondigd, of het nu onder een voorwendsel is of in waarheid; en daarover verblijd ik mij, ja, zal ik mij ook verblijden.”

Het gaat hier om mensen die Christus wel op de goede manier verkondigen. Zij delen met Paulus  dat Christus als de gekruisigde die we zo nodig hebben verkondigd moet worden. Heel helder laat S. Greijdanus  zien dat het hier niet om de inhoud van de verkondiging gaat: ““Eigenlijk schrijft de apostel: niet rein, of :zuiver, of: heilig. Maar hij bedoelt daarmede niet, dat hun Evangelieprediking zelf gebrekkig, onzuiver verkeerd zou zijn, doch dat hun drijfveer tot die prediking niet rein of heilig was. Dat blijkt genoegzaam uit dit ganse verband, en ook uit wat volgt.”[3]

Vanuit de achtergrond dat er kritiek is en dat die kritiek alles met de inhoud van de verkondiging te maken heeft, schrijft Paulus in de verzen waar wij nu aandacht voor vragen: “En dit alles is uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening van de verzoening gegeven heeft. God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, en aan hen hun overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ons gelegd. Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt.”

Christus smeekt

Wat is het belangrijk om te zien dat de Geest deze woorden en de hele brief 2 Korinthe in de Bijbel heeft laten opnemen. De Geest heeft zo duidelijk gemaakt dat we hier met Gods eigen Woord te maken hebben. Het is niet een of ander discussiestuk waarbij wij moeten uitmaken wie er hier gelijk heeft. Nee, het is Gods eigen Woord waardoor de Geest laat zien dat wat Paulus schrijft de werkelijkheid is.

De Geest laat hier zien dat Paulus de dienst van de verzoening gegeven is. De prediking zoals die door hem tot de Korintiërs gekomen is, is de boodschap die de echte boodschap van Christus is. Juist ook vanwege hun kritiek en opstand tegenover Paulus hebben ze verzoening nodig. Verzoening volgens het evangelie zoals Paulus dat aan de Korintiërs verkondigd heeft.  Het evangelie dat Paulus zelfs ‘mijn evangelie’ (Rom 16:25) mocht noemen. Niet omdat hij het bedacht had of omdat hij de Verlosser was. Maar wel omdat het hem als apostel, als door Christus speciale gestuurde was toevertrouwd.

De Geest laat in de Bijbel zien dat Paulus apostel is. Echt door Christus aangesteld en gestuurd. Enkele bewijzen daarvoor:

1 Kor 15:8,9: “En als laatste van allen is Hij ook aan mij verschenen, als aan de ontijdig geborene.9Ik immers ben de minste van de apostelen – ik die het niet waard ben een apostel genoemd te worden, omdat ik de gemeente van God vervolgd heb.”

Gal 1:15-17: “Maar toen het God, Die mij vanaf de buik van mijn moeder heeft afgezonderd en geroepen door Zijn genade, behaagde Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen, ging ik meteen niet te rade bij vlees en bloed,

en ging ik ook niet naar Jeruzalem, naar hen die al vóór mij apostel waren; maar ik vertrok naar Arabië en keerde weer terug naar Damascus.”

2 Kor 10:7,8: “Kijkt u alleen naar het uiterlijk? Als iemand er voor zichzelf van overtuigd is dat hij van Christus is, laat hij dan ook dit bij zichzelf bedenken: dat zoals hij zelf van Christus is, zo ook wij van Christus zijn. Want ook als ik mij nog meer zou beroemen op onze volmacht, die de Heere ons gegeven heeft tot opbouw en niet tot uw afbraak, dan zou ik nog niet beschaamd worden.”

2 Kor 12:1,12: “Te roemen is werkelijk niet gepast voor mij, want ik zal komen op verschijningen en openbaringen van de Heere.  …. De tekenen van een apostel zijn onder u verricht, in al mijn volharding, in tekenen, wonderen en krachten.”

2 Kor 13:10:  “Daarom schrijf ik u dit terwijl ik afwezig ben, opdat ik, wanneer ik aanwezig ben, niet streng hoef op te treden, overeenkomstig de volmacht die de Heere mij gegeven heeft tot opbouw en niet tot afbraak.”

Paulus is apostel. Hij is door het speciale onderwijs en de bijzondere openbaringen die Christus aan hem gaf ook oor en ooggetuige van Christus’ werk en onderwijs geworden.[4] De Geest heeft er voor gezorgd dat 2 Korintiërs deel van Gods geschreven Woord geworden is. Daarmee is wat we daar lezen het onfeilbare Woord van God dat de apostel Paulus aan de Korintiërs en ons gebracht heeft. Het zijn de woorden en de boodschap die van Christus tot ons komen. Heel uitnodigend zoals we dat bijvoorbeeld in 2 Kor 6:11-13 lezen: “Onze mond heeft  zich vrijmoedig voor u geopend, Korinthiërs, ons hart staat wijd open. U neemt geen kleine plaats in ons hart in, maar zelf bent u enghartig. Zet dan ook van uw kant – ik spreek als tot mijn kinderen – uw hart wijd open.”

Hierbij komt nog iets anders. Er wordt in vers 20 gesproken in het meervoud. Paulus zegt daar dat hij samen met zijn medewerkers als gezanten van Christus smeekt. Dat is me nogal wat.

Eerst over het woord gezanten. In het Grieks lezen we hier: “ Ὑπὲρ Χριστοῦ οὖν πρεσβεύομεν

Het werkwoord πρεσβεύομεν drukt hier uit dat de schrijvers van deze brief ambassadeurs, legaten zijn. Ambassadeurs van Christus. Ambassadeurs die met de volmacht van Christus tot de hoorders van deze brief komen.

Daarbij moeten we bedenken dat ambassadeurs in het gewone leven van toen een iets andere rol hadden dat de ambassadeurs zoals wij die nu kennen.

Een verschil is o.a. dat een ambassadeur  in onze tijd in het land woont waar hij ambassadeur is. In de tijd van het Nieuwe Testament werd een ambassadeur vanuit eigen land naar een ander land gestuurd wanneer dit nodig was om voor de belangen van dat land op te komen. Dat was eigenlijk altijd als dat belang schade dreigde te lijden. 

Een ambassadeur trad dus eigenlijk alleen maar op als zijn land de zwakkere partij was.

Wanneer je dat in rekening brengt, is wat in 1 Korinthe 5:20 geschreven wordt heel opmerkelijk. Paulus en zijn medewerkers treden op namens God bij mensen. Bij zondige mensen. God is de sterkere partij. Niets en niemand kan tegen Hem op. Toch komen Paulus en zijn medewerkers als gezanten, als ambassadeurs. Hierin zie je hoe groot Gods liefde in Christus is. Dat Hij zelfs naar deze mensen,  die tegen Zijn apostel opstaan, met het evangelie van verzoening komt. Dat Christus zich zo klein maakt, en daarmee zo overweldigend groot in genade!,  dat Hij ambassadeurs stuurt die zelfs komen smeken!

We lezen hier het woord: “παρακαλοῦντος”.  Dit woord heeft hier de betekenis: “bidden, smeken, verzoeken”[5] Je ziet hier het hart van God dat in Christus schijnt. Je ziet hier ook ambassadeurs die pleiten om toch het belang van een bepaalde partij die zwak is te bepleitten. Het bijzondere is hier dat deze ambassadeurs  namens de sterke partij op het hart van de zwakke en schuldige partij kloppen. Mensen zie toch waar jullie mee bezig zijn. Jullie staan onverzoend tegenover God. Besef dat! Laat je met God verzoenen. Christus zegt hier: jullie hebben nodig om anders tegenover Mijn apostel en gezant Paulus te gaan staan. Jullie hebben verzoening nodig over jullie zondige houding tegenover hem.  Mensen hebben nodig om in een verzoende verhouding tot God te komen staan. Om zo verlost te worden van de straf en het oordeel die we verdiend hebben. Nu komen we bij dat woord verzoenen en de manier waarop die verzoening er is voor wie tot Christus komt. Eerst iets over verzoenen.

Verzoenen

καταλλάγητε τῷ θεῷ: Laat u met God verzoenen. Wanneer Paulus de vormen van het werkwoord katallassoo  gebruikt is God de handelende persoon

De uitzondering daarop is als het gaat om tussenmenselijke verhoudingen.  Daarvan lezen we in 1 Korinthe 7. Als het gaat over een man en vrouw die in onmin met elkaar leven. Dan wordt er in vers 11 een vorm van dit werkwoord gebruikt. We lezen daar in vers 11: “en als zij toch gaat scheiden, moet zij ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen – en dat een man zijn vrouw niet zal verlaten.”

De verzoening in de verhouding tussen God en mens komt altijd van de kant van God. Die komt er niet van ons als mensen. Wij zijn de schuldige partij die niet zelf voor verzoening kunnen zorgen. Er is door onze schuld sprake van vijandschap tussen God en mens na de zondeval. Dat komt o.a. duidelijk uit als Paulus in Romeinen 5 een vorm van het werkwoord katallassoo  gebruikt. We lezen daar in vers 10,11: “Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, hoeveel te meer zullen wij, nu wij verzoend zijn, behouden worden door Zijn leven. En dit niet alleen, maar wij roemen ook in God, door onze Heere Jezus Christus, door Wie wij nu de verzoening ontvangen hebben.”

We kunnen om verzoening, om vrede met God bidden maar niet zelf voor die verzoening zorgen. Dat er verzoening nodig is laat zien dat er geen vrede is. Tussen God en mensen is er na de zondeval onvrede waardoor Gods toorn en straf over ons leven ligt. De oorlog tussen God en mensen die door de schuld van ons mensen ontstaan is, roept om verzoening. De schuldige partij kan er niet voor zorgen. Hier is genade nodig om tot die verzoening te kunnen komen. Je ziet hier dat God zelf ons door Zijn ambassadeurs oproept, smeekt om zich met Hem te laten verzoenen. Zelfs zo dat er dan de werkwoordsvorm gebruikt wordt die vertaald moet worden met : “laat u verzoenen”. Ondanks wat de Korintiërs hebben gedaan en gezegd gaat het nog om Gods initiatief! Dat die verzoening voor 100% van God komt en niet vanuit de mens lezen we heel duidelijk in vers 18: “En dit alles is uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening van de verzoening gegeven heeft.” Ook hier vinden we voor verzoenen ook een vorm van het werkwoord  katallassoo.

De HEERE komt naar ons toe met de oproep om ons met Hem te laten verzoenen. Hij roept op om in geloof de verzoening die er in Christus is, vast te grijpen. Om zo weer in vrede met God te leven. In vers 21 wordt ons voorgehouden hoe die verzoening door Christus er is gekomen. Die verzoening die we krijgen als we Christus in geloof aannemen.

Verzoenen in Bijbelse zin betekent dat we in rekening brengen  dat wij als mensen de verhouding van vrede met God als onze Schepper verbroken hebben. Wij hebben er door de zondeval voor gezorgd dat er een verhouding van vijandschap tussen God en ons is ontstaan. Door onze schuld. Het wonder is dat de HEERE de vrede met Hem hersteld heeft doordat Christus de schuld van ons droeg. Gods eeuwige straf en toorn kwam over Christus in onze plaats. We delen in die vrede als we in geloof Christus als onze Verlosser omhelzen. Dan hebben we vrede met God voor eeuwig. Verzoend door Christus met God.

Hoe worden de gelovigen verzoend?

Hoe is het mogelijk om met God verzoend te worden? Dat lezen we in vers 21. Daar wordt ons verteld hoe het mogelijk is dat er vrede met God komt. Een vrede die door God zelf tot ons komt. Dat is mogelijk door een unieke persoon. De enige mens die geen zonde heeft gekend.  Het gaat om  Jezus Christus die geen enkele zonde kent, die in volle liefde voor God leeft en dan tot zonde gemaakt wordt. Dat wordt nog eens benadrukt doordat vers 21 de naam van Christus niet genoemd maar dat Hij daar aangeduid wordt met de woorden: “Hem die geen zonde gekend heeft”.

Het is belangrijk om hier duidelijk te hebben dat de Zoon van God die mens geworden is een unieke mens is. Als mens ligt het unieke daarin dat Hij de zonde niet gekend heeft. Over de zondeloosheid van Christus lezen we o.a. ook in:  Hebr 4:15; 7:26; 1 Petrus 2;22,23;  1 Joh 3:5

Toch wordt hier in 1 Kor 5:21 iets gezegd dat op een bepaald element hiervan nog meer de nadruk legt. Hier lezen we niet alleen dat Christus niet gezondigd heeft maar dat Hij zelfs de zonde niet gekend heeft.

Dat de Here Jezus zelfs de zonde niet gekend heeft, laat zien dat er in Hem geen enkele ervaring met de zonde was in Zijn leven. De zonde kwam op Hem af en Hij leed eronder maar het kwam nooit bij Hem binnen als iets dat hem eigen was. Nooit iets dat toch wel aantrekkelijk voelde. Het is goed om hierbij ook aandacht te geven aan de dag dat de zonde het leven van de mens binnen is gekomen. De dag waarop de vijandschap tussen God en mens begon door de opstand van ons als mensen.

Het gaat me om de volgende verzen in Genesis 3: “Toen zei de slang tegen de vrouw: U zult zeker niet sterven. Maar God weet dat, op de dag dat u daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden en dat u als God zult zijn, goed en kwaad kennend.” vs  4,5

De duivel beweert daar dat het eten van de boom van kennis van goed en kwaad de mens juist beter en meer zouden maken. We zouden dan namelijk zoals God worden. Die kent volgens de duivel goed en kwaad en als de mens van die bewuste boom eet,  zouden wij zoals God worden.

Is dat waar? Nee! Wat is namelijk het grote verschil?

God weet en laat zien wat goed en kwaad is. Hij is in- en ingoed en bepaalt daardoor wat goed en kwaad is. Hij haat vanuit Zijn hart het kwaad. Het kwaad zit niet in God. Het kennen van het kwaad is dat Hij aanwijst wat zonde, wat kwaad is. De HEERE is de heilige God waarin geen enkel kwaad te vinden is. Hij doet nooit iets wat kwaad is. De mens heeft door het eten van de boom kwaad gedaan! Hij kent het kwaad als iets dat na de zondeval in hem is. Dat zelfs de richting van zijn of haar leven bepaalt. Christus is de mens die in zichzelf geen zonde kent. Als enige zondeloze mens op aarde komt Hij juist om zondaren te redden. Dat kan Hij omdat Hijzelf geen zondaar is.

Die Ene die zelf buiten elke zonde staat, wordt als de Verlosser tot zonde gemaakt. Wat betekent dat? Hij wordt een brok zonde. Op Hem worden de zonden gelegd waarvoor Hij verzoening moet doen. Het is God die die zonden, die de straf die daarop staat op Hem legt. God gaat de Here Jezus al meer behandelen als de mens die zoveel zonden op zich gelegd krijgt. Hier zie je het wonder van de ruil. God legt op Christus wat onze zonden zijn. Dat blijft niet bij het op Christus leggen. Jezus Christus wordt zelfs zo door God behandeld alsof Hij een brok zonden geworden is. Zoals de bok behandeld werd op Grote Verzoendag op wie de zonden en schuld van het volk gelegd werden. Op deze Oudtestamentische achtergrond van de Grote Verzoendag zoals we daarvan lezen in Leviticus 16 hoop ik nog uitgebreid terug te komen in het derde en afsluitende artikel.  

God maakt Christus tot zonde. Eerst even iets over het woord maken. Een heel gewoon woord in het Grieks. Het maakt duidelijk dat deze actie helemaal van God komt. God doet dat! Niemand anders. Je ziet hierin dat het de God is die ook de Schepper is. Wanneer we lezen over de schepping van hemel en aarde wordt heel duidelijk dat het alleen Gods werk is!  Dat wordt in Genesis 1 in het bijzonder uitgedrukt door het Hebreeuwse woord ברא (bara). Dit wordt (zie excurs hieronder) afgewisseld met het meer algemene woord dat maken beteken. Dan gaat het daar om maken dat alleen van Gods kant komt. In 2 Korinthe 5:21 gaat het niet om een citaat uit Genesis 1 en toch is er dezelfde nadruk op een actie die alleen van God komt. Dat wordt wat het verlossingswerk van de Schepper o.a. ook gedaan in 1 Korinthe 2: “Wij spreken echter de wijsheid van God, als een geheimenis; een wijsheid die verborgen was en die God vóór alle eeuwen voorbestemd heeft tot onze heerlijkheid; een wijsheid die niemand van de leiders van deze wereld gekend heeft. Immers, als zij die gekend hadden, zouden zij de Heere der heerlijkheid niet gekruisigd hebben. Maar het is zoals geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben.”vs 7-9. Gods verlossingsplan dat in Christus werkelijkheid geworden is, brengt tot lof op de HEERE!

Excurs

Gods scheppingswerk zoals Hij daarvan in Genesis 1 vertelt is uniek. Dat komt o.a. uit in het werkwoord ברא (bara)ERE schept!ga ik in het volgende hoofdstuk verder in.oek van Van den Brink en geef aandacht aan zijn oplossing en of die sta dat in dit deel van Gods openbaring gebruikt wordt om het karakter van Gods scheppingswerk aan te duiden. Dit werkwoord komt 49 keer in het Oude Testament voor. Het opvallende van dit woord is dat een mens of een ander schepsel nooit de persoon is die schept zoals dat in het woord bara uitgedrukt wordt. De betekenis van dit woord is scheppen. Het is duidelijk dat het woord bara in het Oude Testament het meest typerende woord voor Gods scheppingswerk is. Andere woorden worden ook in afwisseling daarvan voor Gods werk van schepping gebruikt. Dat zijn dan meer algemene woorden die juist in het kader van Gods scheppingswerk hun inhoud vooral vanuit het woord bara krijgen. Als we naar Gen. 1,1-2,3 kijken is het opvallend dat de woorden ברא en עשה afwisselend gebruikt worden.ברא  6 keer enעשה  8 keer. Juist door die afwisseling krijgt het meer algemene woord עשה de betekenis van het meer specifieke ברא , dat er op wijst dat de HERE met zijn unieke scheppingswerk bezig is. De HERE is de enige die schept wat er nog niet was en heeft daarvoor het bestaande ook niet als grondstof nodig. Dat wordt door het woord ברא uitgedrukt.[6]

De Here Jezus wordt tot zonde gemaakt. Hij voelt dat het  al zwaarder in Zijn leven op aarde wordt. In de hof van Getsemane is dit voor Hem zo zwaar en drukkend geworden dat Hij dodelijk beangst is en het bloedzweet uit Zijn lichaam komt. Hij bidt, zonder te zondigen, of de drinkbeker van God toorn Hem niet zo hoeft te raken om de gelovigen daadwerkelijk te verlossen. Hij zegt erbij dat als het niet anders kan Hij ook dit zal ondergaan. (o.a. Lukas 22:39-46) Christus is het die aan het kruis de volle toorn van God, de volle straf draagt voor wie bij Hem verzoening en verlossing zoekt. Hij wordt verworpen en gestraft niet om Hemzelf maar vanwege de zonden en de schuld van anderen die op Hem gelegd zijn. Hij droeg de straf op de zonden echt in onze plaats! Hij stond voor ons in en  droeg daarmee de straf die wij voor onze eigen zonden verdiend hadden. Hij droeg de Hem vreemde schuld voor wie met die schuld tot God gaat.

Aan het kruis gebeurt wat we lezen in 1 Petrus 2: “Hij, Die geen zonde gedaan heeft en in Wiens mond geen bedrog gevonden is; Die, toen Hij uitgescholden werd, niet terugschold, en toen Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem Die rechtvaardig oordeelt; Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij, voor de zonden dood, voor de gerechtigheid zouden leven. Door Zijn striemen bent u genezen.” Vs 22-24

Daar op het hout, daar op het kruis kon Christus die de zonden daar tot het uiterste droeg na de drie uren duisternis uitroepen: “Het is volbracht[7].” De straf is voor ons, in onze plaats gedragen. De verzoening kan aangeboden worden. Door Gods liefde en genade worden we gesmeekt om ons met God te laten verzoenen. Wie eigen zonden belijdt en Christus aangrijpt is door Zijn dragen van de straf rechtvaardig voor God. Wij zijn uit onszelf niet rechtvaardig voor God. Wij zijn het door Christus’ werk als we Christus als onze Verlosser en Heer aannemen. Zo met hem leven. Dan rekent God ons toe wat de Here Jezus op aarde voor ons gedaan heeft en hoe Hij was en is.

Ik sluit dit artikel af met het diep Bijbelse antwoord dat de kerk in de Heidelbergse Catechismus geeft: “Hoe bent u rechtvaardig voor God?

Antwoord: Alleen door waar geloof in Jezus Christus.
Al klaagt mijn geweten mij aan, dat ik tegen alle geboden van God zwaar gezondigd en geen daarvan gehouden heb en dat ik nog altijd uit ben op elk kwaad, toch schenkt God mij, zonder enige verdienste van mijn kant, alleen uit genade, de volkomen voldoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus. Hij rekent mij die toe, alsof ik nooit zonde had gehad of gedaan, ja, alsof ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht had die Christus voor mij volbracht heeft.
Aan deze weldaad heb ik alleen deel, als ik die met een gelovig hart aanneem.” vraag en antwoord  60.

Het is niet zo dat wij in onszelf een soort goddelijke of goede kern hebben die we alleen maar op Jezus moeten aansluiten en dan komt het goed. Nee, we hebben Christus nodig als de Verlosser die in onze plaats de straf droeg en in onze plaats zondeloos heeft geleefd.


[1] De manier waarop Paulus met kritiek omgaat en hoe hij laat zien wat een goede manier is om daar duidelijk en pastoraal mee om te gegaan, vinden we op een heel goede manier bij: Bredenhof, Reuben 2021  Weak Pastor Strong Christ   Grand Rapids:  Reformation Heritage Books

[2] Zie voor een uitgebreide bespreking of de schijnapostelen dezelfde als de superapostelen zijn T.E. van Spanje 2009   2 Korintiërs  Profiel van een evangeliedienaar  Kampen: Kok p. 34-44.

[3] Greijdanus, S. 1949 Korte Verklaring der heilige Schrift Philippenzen Kampen: Kok p 35

[4] Zie hiervoor o.a. Efeze 3;3 3n 2 Korinthe 12:1-10. Het zou de moeite waard zijn om daar nog meer onderzoek naar te doen.

[5] Mure, Johan  2009  Lexicon Nieuwe Testament  p. 599  Vught: Sandalon

[6] Visser, Rob  2017  Gelukkig geen mythe  p. 127,128  Tesselaren

[7] Johannes 19:30