Is namen geven regeren?

Een artikel geschreven door student T. van Bale

Binnen de GKN hebben zusters van de gemeente geen actief stemrecht.[1] De kerken binnen de GKN willen staan op Schrift en belijdenis en willen zich houden aan de gereformeerde Kerkorde (editie Generale Synode van Groningen-Zuid 1978).[2]

Inleiding

Een van artikelen van de Kerkorde gaat over de roeping van ouderlingen en diakenen, artikel 20: ‘De ouderlingen en diakenen zullen tot hun ambt geroepen worden door de kerkenraad en de diakenen, met medewerking van de gemeente en met inachtneming van de plaatselijk vastgestelde regeling. Hierin dient te zijn opgenomen dat de gemeenteleden de aandacht kunnen vestigen op personen die zij geschikt achten.
De kerkenraad zal de gemeente laten kiezen uit een dubbel getal en vervolgens de gekozenen benoemen. Indien geen wettig bezwaar wordt ingebracht, zullen deze in een eredienst in hun ambt bevestigd worden.
Eventueel zal de kerkenraad zoveel personen als voor de vervulling van elk ambt nodig zijn, aan de gemeente voorstellen.
Indien tegen hen geen wettig bezwaar wordt ingebracht, zullen zij op dezelfde wijze in de ambten bevestigd worden. In beide gevallen dient het formulier dat voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen is vastgesteld, gebruikt te worden.’

Nu een eenwording tussen De Gereformeerde Kerken (hersteld) (voortaan DGK genoemd) en GKN steeds dichterbij komt is één van de gesprekspunten het actieve stemrecht voor zusters binnen de gemeente. Zowel de DGK als de GKN kennen geen actief stemrecht voor de zusters van de gemeente, al heeft een enkele gemeente een uitzonderingspositie waar zusters wel het actieve stemrecht hebben. In dit werkstuk zal er geprobeerd antwoord te geven op de vraag of het geven van namen van geschikte broeders voor het ambt indirect of direct regeren is en daarmee in strijdt is met artikel 20 van de KO.

Er zal achtereenvolgens aandacht worden gegeven aan het synodebesluit van de Generale Synode van Ommen (1993) met betrekking tot het vrouwenstemrecht. Hoe dit besluit tot stand is gekomen. Uiteraard staat ook de synode van Ommen niet op zichzelf, er zal iets worden weergegeven van de voorgeschiedenis met betrekking tot de regel ten aanzien van het vrouwenstemrecht om daarna de verschillende reacties op het genomen besluit van de synode van Ommen weer te geven.

Vervolgens wat de synodes van de DGK (Mariënberg 2005) en GKN (Ede 2016) hebben besloten rondom het vrouwenstemrecht om daarna af te sluiten met een persoonlijke duiding en lering van de Synode van Ommen.

Besluit Generale Synode Ommen 1993 over het vrouwenstemrecht

Inleiding

Op de Generale Synode Ommen 1993 vonden sommigen het besluit rondom het vrouwenstemrecht de belangrijkste zaak van deze synode. Al vele synodes (zie 2.2) heeft het vrouwenstemrecht de Generale Synodale agenda’s gevuld, maar tot op heden durfde geen enkele Generale Synode een bindende uitspraak te doen. Uiteindelijk noemde de praeses van deze synode dit een historische beslissing, die genomen is na zeventig jaar studeren over deze materie.

Het besluit

De Generale Synode van Ommen heeft drie besluiten genomen ten aanzien van het vrouwenstemrecht. In besluit 1 is besloten om de zaak van het vrouwenstemrecht in behandeling te nemen.

Besluit 2 zegt: De uitspraak van de Generale Synode van Groningen-Zuid 1978 (Acta art. 287) ter zake van het vrouwenstemrecht vervallen te verklaren.[3]

Besluit 3 zegt: De regel ten aanzien van het vrouwenstemrecht, gehandhaafd door de Generale Synoden van Arnhem 1930 (Acta art. 200 besluit 1) en van Groningen-Zuid 1978 (Acta art. 287) op te heffen en uit te spreken dat aan de belijdende zusters het deelnemen aan de stemming bij de verkiezing van ambtsdragers in de gemeente van Christus niet langer onthouden behoort te worden.[4]

Het voorstel van de commissie wordt aanvaard, besluit 1 en 2 met algemene stemmen, besluit 3 met 35 stemmen voor en 1 onthouding.

Welke kerken en Particuliere Synodes erom hebben gevraagd

De Gereformeerde Kerken van Groningen-Oost, Leusden en Zuidlaren hebben gevraagd aan de Generale Synode van Ommen 1993 om het besluit van de Generale Synode Groningen-Zuid 1978 inzake het vrouwenkiesrecht te herzien en/of het besluit over te laten aan de plaatselijke gemeentes.

De Particuliere Synodes Groningen, Zuid-Holland, Noord-Holland en Overijssel vragen aan de Generale Synode van Ommen 1993 om de uitspraak van de Generale Synode Groningen-Zuid 1978 te bezien (PS Groningen), te laten vervallen (Zuid-Holland en Noord-Holland) of buiten werking te zetten (Overijssel).

Een ander geluid is te horen van de Classis Appingendam, zij spreekt uit dat de Particuliere Synode van Groningen ten onrechte de synode heeft verzocht om de uitspraak te bezien.

De voorstellen van het commissierapport

De commissie weegt het besluit van de Generale Synode Groningen-Zuid 1978 en richt zich op de ‘zij is voorts van oordeel’ formulering, omdat daarin de gronden gevonden worden.

Besluit Generale Synode Groningen-Zuid 1978 ten aanzien van het vrouwenstemrecht:

  1. Dat de ambtsdragers bij de vervulling van hun roeping om steeds nieuwe ambtsdragers aan te wijzen (2 Tim. 2:2, Tit. 1:5) de gemeente van Christus behoren te betrekken (Hand. 1:15–26 en Hand. 6:2–6); vgl. art. 31 NGB;
  2. Dat naar kerkelijke orde in De Gereformeerde Kerken in Nederland de verkiezing van ambtsdragers onder leiding van de kerkenraad en uit een door deze raad gesteld dubbel getal een aangelegenheid is waarbij de gehele gemeente wordt ingeschakeld, en wel onder meer door het bekendmaken van de vacatures, het in de gelegenheid stellen tot het indienen van namen van bekwaam geachte broeders, het voorstellen van een dubbel getal, het aansporen tot gebed, het oproepen tot het zich uitspreken in de stemming, het voordragen ter approbatie, de voorbede bij de bevestiging en de oproep tot erkenning van de bevestigde(n);
  3. Dat het element van ‘zich uitspreken in de stemming’ zich onderscheidt van de andere genoemde elementen doordat deze uitspraak voor de kerkenraad een bindend karakter heeft;’
  4. Dat het niet in overeenstemming is met de positie van onderdanigheid die de Schrift aan de vrouw in de gemeente geeft (1 Kor. 14:34–36, 1 Tim. 2:11–15), haar in deze een eigen zelfstandige beslissende stem toe te kennen;

Met de uitspraak 1 en 2 van de besluiten kan de commissie het grotendeels eens zijn.

Uitspraak 3 en 4 moeten volgens de commissie verworpen worden.

Van deze beide uitspraken neemt de commissie afstand en kunnen als gronden onder het besluit niet gehandhaafd blijven.[5]

De commissie concludeert dan ook: ‘Omdat de oordelen 1 en 2 wel juist zijn maar niet worden uitgewerkt; omdat de oordelen 3 en 4 in de uitspraak niet gehandhaafd kunnen worden; en omdat een aantal gegevens uit de Schrift, het kerkrecht en de gereformeerde leer over ambt en gemeente niet voldoende is verwerkt, mist de uitspraak van de GS van Groningen-Zuid 1978 voldoende grond en moet daarom vervallen verklaard worden.’[6]

Het voorstel van de commissie aan de Generale Synode is om uit te spreken:

  1. Om het besluit van de Generale Synode van Groningen-Zuid 1978 (Acta art. 287) en dat van de Generale Synode Arnhem 1930 (Acta art. 200 besluit 1) vervallen te verklaren;
  2. Om de regel die onder meer in 1978 en 1930 gehandhaafd is, op te heffen en uit te spreken dat de kerkenraden aan de belijdende zusters het deelnemen aan de stemming bij de verkiezing van ambtsdragers in de gemeente van Christus niet langer behoren te onthouden.[7]

De professoren Douma en de Ruijter scharen zich als adviseurs achter de commissie. Ook zij vinden dat de zusters van de gemeente het stemrecht toekomt. Professor Te Velde schaart zich niet achter het advies van de commissie en stelt voor om het voorstel van de commissie niet te aanvaarden maar verder te werken aan een besluit dat

  1. Aan de uitspraken van de GS Groningen-Zuid 1978 meer recht doet;
  2. De gelijkstelling van beslissende stem met gezag oefenende stem loslaat en niet langer als spits van de vraagstelling hanteert;
  3. Op de uitleg en toepassing van 1 Kor.14,34-36 adequater ingaat.

De rapporteur van de commissie, ds. F.H. Folkerts, maakt duidelijk dat hij verschilt van inzicht met professor Te Velde op deze drie punten.

Hoe deze zich verhouden tot het besluit van de Generale Synode

De Generale Synode heeft de beide voorstellen van de commissie grotendeels integraal overgenomen. Het verschil is m.i. dat de uitspraak ‘onthouden behoort te worden’ van de Generale Synode, de ruimte laat om de invoering van het vrouwenstemrecht in de vrijheid van de kerken te laten, terwijl de commissie er tegen is om deze zaak in de vrijheid van de kerken te laten.

‘Of het vrouwenstemrecht een middelmatige zaak of een goddelijke eis is, is geen goed dilemma. Het is een recht dat de zusters in de gemeente toekomt. Daarom zou er wel rechtsongelijkheid komen als de ene kerk het wel invoert en de andere niet. Plaatselijke kerken leven bovendien dichter bij elkaar dan landen. We leven in één kerkverband.’[8]

Voorgeschiedenis

Inleiding

Het besluit van de Generale Synode van Groningen-Zuid 1978 staat niet op zichzelf. Verschillende Generale Synoden hadden al gesproken over het vrouwenstemrecht. Achtereenvolgens zullen enkele Generale Synoden kort worden besproken met betrekking tot het besluit rondom het vrouwenstemrecht.

Historisch overzicht

De Generale Synode van Utrecht 1923

De kerken van Brussel en Zandvoort hadden geheel zelfstandig het vrouwenstemrecht ingevoerd. De Particuliere Synode van Noord-Holland verklaarde dat het besluit van Zandvoort was: ‘voorbarig, wijl het samenhangt met eene opvatting van onderscheidene plaatsen der Heilige Schrift waarvan hij wist, dat daarover in de Kerken allerminst eenstemmigheid heerscht; onvoorzichtig, wijl zijn besluit eene aangelegenheid betrof die in verband met de algemeene geestesgesteldheid van onzen tijd van diep ingrijpende beteekenis is; strijdig met de eischen van het kerkverband, wijl de Kerkeraad eene beslissing nam over eene aangelegenheid, die de Kerken in het gemeen betreft en waarover mitsdien ook alleen de Kerken gezamenlijk in Generale Synode moeten beslissen;
bedenkelijk, wijl dit besluit in den boezem der Kerken veelvuldig opspraak, onrust en misnoegen moest verwekken; strijdig met onze Kerkenordening, wijl Art. XXII KO naar de historische beteekenis van dit artikel dit besluit niet toelaat.’

De Generale Synode besloot om de kerken te vermanen het kiesrecht voor zusters niet in te voeren en de betreffende kerken moesten het besluit intrekken.[9]

De Generale Synode van Groningen 1927

Deputaten hadden een opdracht gekregen om te onderzoeken of het kiesrecht aan de vrouw in de kerk Schriftuurlijk was geoorloofd. Er kwam een meerderheids- en minderheidsrapport.

Het meerderheidsrapport was van mening dat het vrouwen niet toegestaan is om te stemmen. Opvallend is dat de tijdsomstandigheden werden aangeduid als ‘onchristelijke emancipatiebeweging’. ‘Men zou niet tevreden zijn met het vrouwenkiesrecht, maar ook het passief kiesrecht eisen.’

Het minderheidsrapport is van mening dat de vrouw wel stemrecht heeft: dat de kerken deswege geroepen zijn, aan deze uitsluiting een einde te maken, niet door ’toekenning van het kiesrecht aan de vrouw’, maar door erkenning van het recht dat zij krachtens het haar door Christus verleende ambt bezit, om aan de verkiezing van ambtsdragers in Zijne gemeente mede te werken.’

De Generale Synode besloot: ‘uit te spreken, dat zij, met belangstelling kennis genomen hebbende van het door de deputaten inzake het ‘vrouwenkiesrecht’ bij haar ingediende rapport, hun voor hunnen arbeid hartelijk dank betuigt; doch dat zij den tijd nog niet gekomen acht, reeds nu in deze zaak op grond van dit rapport een definitieve beslissing te nemen;’[10]

De Generale Synode van Arnhem 1930

Wederom een meerderheidsrapport en een minderheidsrapport.

Het meerderheidsrapport zegt in conclusie 7: Daarom is het advies van deputaten: “dat op grond van de H. Schrift en het Gereformeerd Kerkrecht, de vrouw niet mag meestemmen bij de verkiezing tot het ambt’.

De Generale Synode neemt het besluit van het meerderheidsrapport over en besluit ‘aan de vrouwelijke lidmaten der gemeente het kiesrecht in de kerk niet toe te kennen.’[11]

Bouwman heeft in zijn Gereformeerd Kerkrecht duidelijk geschreven dat het stemrecht alleen voor mannelijke leden van toepassing is. ‘Mannelijke leden. Het kiesrecht hangt wel samen met het ambt der geloovigen, maar daarmede wordt nog niet gezegd, dat allen, die als geloovigen gerekend worden, kiesgerechtigd zijn. De Gereformeerden hebben, wijl de verkiezing is eene medewerking aan de regeering der gemeente, en wijl de Schrift — wanneer zij spreekt over de medewerking der gemeente, hetzij bij de verkiezing tot het ambt, hetzij bij de besluiten, door de gemeente genomen — alleen spreekt over mannen, alleen de mannen laten deelnemen aan de verkiezing.’ En even verderop schrijft hij: ‘Deze regel dient gehandhaafd te worden. Al moge het waar zijn, dat, zooals veelal ten gunste van het vrouwenstemrecht is ingebracht, zij in vele gevallen even goed als een man in staat is, een oordeel uit te spreken over een te kiezen predikant, ouderling of diaken, dit neemt niet weg, dat zij wel in haar gezin invloed kan oefenen op de keuze, die haar man gaat uitbrengen, maar dat het publiek optreden in de gemeente-vergadering niet op haar weg ligt.[12]

De Generale Synoden van Middelburg 1933 en Amsterdam 1936

Op de twee volgende Generale Synodes komt er een enkel bezwaarschrift binnen die door de Generale Synoden worden verworpen.

De Generale Synode van Bunschoten-Spakenburg 1958

De Generale Synode van Bunschoten-Spakenburg 1958 wijst het verzoek van Amsterdam en Beverwijk af om de kerken niet langer te binden aan het besluit van Arnhem 1930.

De Generale Synode van Hattem 1972

De Generale Synode van Hattem stelt een deputaten aan die het vrouwenkiesrecht vanuit de Schrift nader beziet en verslag zal doen tijdens de volgende Generale Synode.

De Generale Synode van Kampen 1975

De volgende Generale Synode van Kampen 1975 concludeerde in punt 9: ‘Omdat de vrouw, krachtens Gods scheppingsordening een plaats achter de man heeft ontvangen (zie onder 1), en omdat de Heilige Geest verbiedt, dat de vrouw op enigerlei manier gezag over een man heeft (1 Tim. 2:12), is zij niet bevoegd deel te nemen aan het beslissende werk van het uitbrengen van een keurstem bij de verkiezing van ambtsdragers in de kerk.’

De Generale Synode besluit vervolgens om een nieuw deputaatschap in te stellen waarin verschillende theologische disciplines vertegenwoordigd zijn en dat de zaak van het vrouwenkiesrecht nog niet tot een beslissing kan worden gebracht.[13]

Besluit van de Generale Synode van Groningen-Zuid 1978 ten aanzien van het vrouwenstemrecht.

De Generale Synode van Groningen-Zuid 1978 is van oordeel:

  1. Dat de ambtsdragers bij de vervulling van hun roeping om steeds nieuwe ambtsdragers aan te wijzen de gemeente van Christus behoren te betrekken.
  2. Dat naar kerkelijke orde in De Gereformeerde Kerken in Nederland de verkiezing van ambtsdragers onder leiding van de kerkenraad en uit een door deze raad gesteld dubbelgetal een aangelegenheid is waarbij de gehele gemeente wordt ingeschakeld, en wel onder meer door het bekend maken van de vacatures, het in de gelegenheid stellen tot het indienen van namen van bekwaam geachte broeders, het voorstellen van een dubbelgetal, het aansporen tot gebed, het oproepen tot het zich uitspreken in de stemming, het voordragen ter approbatie, de voorbede bij de bevestiging en de oproep tot erkenning van de bevestigde(n);
  3. Dat het element van `zich uitspreken in de stemming’ zich onderscheidt van de andere genoemde elementen doordat deze uitspraak voor de kerkenraad een bindend karakter heeft;
  4. Dat het niet in overeenstemming is met de positie van onderdanigheid die de Schrift aan de vrouw in de gemeente geeft haar in deze een eigen zelfstandige beslissende stem toe te kennen;

En spreekt uit: ‘dat op grond van deze oordelen ten aanzien van het deelnemen van de zusters der gemeente aan de verkiezing van ambtsdragers de regel die onder meer door de generale synode van Arnhem 1930 (Acta art 200 besluit 1) is gehandhaafd, niet gewijzigd dient te worden.’[14]

De Generale Synode van Groningen-Zuid 1978 heeft daarmee besloten om de zusters van de gemeente geen stemrecht te geven.

De voorstellen van het commissierapport

Het deputaatschap dat door de Generale Synode van Kampen 1975 is ingesteld kwam met een meerderheids- en minderheidsrapport.

Het meerderheidsrapport heeft de volgende voorstellen gedaan:

  • M.b.t. handelen van de gemeente bij de verkiezing van de ambtsdragers: De gemeente ‘kiest’ een broeder, die door de kerkenraad wordt verkozen en bevestigd.
  • De uitspraak van de Generale Synode van Arnhem 1930 kan niet langer gelden als Bijbels verantwoord
  • Zusters mogen een stem uitbrengen binnen de gemeente. In het uitbrengen van haar stem ‘leert’ te vrouw de gemeente niet, maar zij geeft, samen met de andere lidmaten, haar oordeel aan de kerkenraad, die aan de gemeente het dubbelgetal voorlegde. Haar stem vormt samen met de andere stemmen de stem van de gemeente. Het beslissend karakter van deze stem der gemeente maakt het stemmen van de vrouw evenmin als dat van de man tot een ‘regeerdaad’ of een vorm van ‘gezagsoefening’ over een medelidmaat. Het is de kerkenraad, die dit beslissend karakter aan de stemming bij voorbaat verleent uit respect voor de gemeente en in het geloof, dat Christus zelf aanwezig is in en het gebed hoort van de samengekomen gelovigen (Matth. 18: 19, 20).[15]

Opvallend is dat professor Trimp als ‘meerderheidsdeputaat’ met een persoonlijke ontboezeming komt die aansluit bij het minderheidsrapport: ‘Wanneer men mij vraagt: mag het vrouwenkiesrecht? Antwoord ik: ja. Wanneer men vraagt: kunnen de kerken het aan? Antwoord ik: neen’.[16]

Het minderheidsrapport:

  • Niet alle leden van de gemeente mogen deelnemen aan de stemming
  • Het is niet in overeenstemming met de plaats en de taak die de Heere aan de zusters in de gemeente heeft gegeven als zij ‘meebeslist’ bij de verkiezing van ambtsdragers. De vrouw dient zich in de gemeente te onderschikken.
  • Het besluit van de Generale Synode van Arnhem 1930 te handhaven, ondanks de gebrekkige formuleringen.[17]

Commissie I heeft over de onderhavige materie een uitvoerig rapport aan de synode voorgelegd. Rapporteur is ds. H. D. van Herksen. De commissie stelt de vergadering voor uit te spreken: 1. de conclusies van het meerderheidsrapport af te wijzen; 2. de conclusie van de minderheidsnota te aanvaarden en te besluiten: ‘vanwege de Schriftuurlijke eis tot zelfonderschikking van de vrouw het zogenaamde stemrecht niet toe te staan aan de zusters der gemeente’.

Ook de adviseurs, prof. dr. J. van Bruggen en prof. J. Kamphuis, hebben nadere bezwaren aan tegen het meerderheidsrapport. Zij onderstrepen, dat de Schrift spreekt over de `onderdanigheid’ van de vrouw. Deze `onderdanigheid’ bepaalt ook het optreden van de zusters in de gemeente. Beiden adviseren de vergadering de conclusies van het meerderheidsrapport niet te aanvaarden en geen verandering aan te brengen in de bestaande praktijk.[18]

Hoe deze zich verhouden tot het besluit van de Generale Synode

De Generale Synode heeft de besluiten van het minderheidsrapport over genomen, waarbij opgemerkt is dat het deputaatschap niet heeft geleid tot de door de generale synode van Kampen 1975 begeerde ‘zo groot mogelijke eenparigheid van gevoelen’.

Het voorstel van Commissie I wordt aangenomen met 24 stemmen voor en 12 tegen.

Ontvangst van het besluit Ommen

Inleiding

Uiteraard heeft het besluit van de Generale Synode Ommen veel teweeggebracht in de kerken. In dit hoofdstuk zal besproken worden hoe en wat de verschillende reacties waren. Dat een dergelijk besluit ook tot bezwaren zal leiden is evident. Verschillende kerken hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit. Deze bezwaren zijn behandeld op de Generale Synoden van Berkel en Rodenrijs (1996) en Leusden (1999).

De ontvangst

Onder de titel ‘Waken tegen de tijdsgeest – ook die van vroeger’ schrijft J.P. de Vries in het ND van 10-09-1993 over het genomen synodebesluit om zusters van de gemeente het stemrecht niet langer te mogen onthouden. Hij gaat in op een belangrijk aspect dat genoemd wordt tijdens de synode, namelijk ‘de kerk behoort de zusters van de gemeente geen stemrecht te geven als een offer aan de tijdsgeest, zij behoort aan de zusters het stemrecht ook niet te onthouden uit vrees voor de tijdsgeest’. De eis van de tijd mag geen motief zijn, alleen het Woord van God. Dit speelt de hele geschiedenis door, altijd zal er een kritische houding moeten zijn tegenover de tijdsgeest. De Vries stemt volledig in met het synodebesluit, niet omdat de tijdsgeest het vraagt, maar omdat het volgens De Vries past bij de plaats die Gods Woord aan de zusters binnen het geheel van de gemeente toekent.’[19]

Andere geluiden zijn te horen bij David Engelsma. Deze Amerikaanse theoloog van de Protestant Reformed Churches stelt dat met de beslissing vrouwen stemrecht te geven in gemeentevergaderingen zetten de Gereformeerde Kerken de deur open voor het feminisme.

Hoewel het nog een aantal jaren zou duren, blijken de ‘profetische woorden’ van Engelsma bewaarheid te zijn wanneer hij zegt dat het toelaten van vrouwelijke ouderlingen en predikanten volgens hem slechts een kwestie van tijd is.

De Amerikaanse theoloog noemt deze beslissing een ‘toegeven aan wereldgelijkvormigheid’ en stelt, dat ‘stemmen gezag uitoefenen is en dat is vrouwen in de kerk verboden’.[20]

Het commissierapport inzake het vrouwenstemrecht dat door de Generale Synode Ommen 1993 is gebruikt is apart uitgegeven als boekje onder de titel: VROUWENSTEMRECHT in de kerk.

Maarten J. Verkerk heeft hier een artikel over geschreven onder de titel ‘Over kakelende kippen en kraaiende hanen’. Hierin vraagt hij zich af of dit rapport de kerk voldoende basis geeft om de eenentwintigste eeuw in te gaan. Hij komt tot de conclusie dat de gekozen invalshoek eenzijdig.

De eenzijdigheid is volgens Verkerk zichtbaar in het gebruik van de gereformeerde traditie. Andere meningen m.b.t. de plaats van de vrouw in de gemeente worden door het rapport niet gereleveerd.

De besluitvormingsprocedure kenmerkt zich door een eenzijdigheid naar geslacht. Ook is de feministische theologie buiten beschouwing gelaten, ondanks dat de Generale Synode van Kampen 1975 uit heeft gesproken dat in het deputaatschap moest komen met verschillende theologische disciplines.

Wanneer het rapport de tijdsgeest noemt, waarschuwt het rapport hier terecht tegen. Tegelijk moet er meer gezegd worden. De gereformeerden hebben wel zeker de vruchten geplukt van de emancipatiebeweging, denk alleen maar aan het gegeven dat ‘onze’ vrouwen gebruik maken van de wettelijke rechten. Ook werkt het rapport niet uit wat nu de tijdsgeest inhoudt. Ook de opstellers staan in deze cultuur!

Verkerk legt in zijn verdere betoog andere accenten bij de exegese van wat hij de kernteksten noemt. Hij stelt dan ook de vraag of iets meer bescheidenheid in de exegese van het rapport niet op zijn plaats was geweest. In zijn evaluatie schrijft hij dan ook: ‘Ik ben van mening dat de Schrift dringt tot de ontplooiing van de gaven van de vrouw in de gemeente. Ook in het bijzonder ambt. Ik besef dat velen mij dat niet na kunnen zeggen. Een pleidooi voor de vrouw in het (leer-) ambt lijkt ‘een geslacht te ver’. Zowel binnen onze kerken als in de kerken waarmee wij ons hartelijk verbonden voelen, bestaat er op dit moment weinig ruimte om deze zaak te bespreken. Voor velen is de vraag naar de vrouw in het (leer-) ambt helaas verbonden met wél of niet naar het Woord van God willen leven, met het wél of niet kerk van Christus zijn.’[21]

Bezwaren synode van Berkel en Rodenrijs 1996

De Generale Synode heeft 35 brieven gekregen. Van de kerken te Spakenburg-Noord, Dordrecht, Zuidbroek, Urk, Enumatil en Mussel en daarnaast van 29 particulieren.

In veel brieven wordt bezwaar gemaakt tegen het feit dat de Generale Synode van Ommen 1993 de zaak van het vrouwenstemrecht in behandeling heeft genomen.
De gronden voor dat bezwaar zijn met name de volgende:

  1. De synode heeft niet aangetoond dat meer dan één revisieverzoek aan art. 33 KO voldeed;
  2. Er zijn in de revisieverzoeken geen nieuwe argumenten naar voren gebracht;
  3. Aan de door de GS Kampen 1975 genoemde vereisten voor een revisieverzoek is niet voldaan;
  4. De synode heeft de revisieverzoeken niet getoetst aan artikel 31 KO;
  5. De synode heeft zich niet gehouden aan de regel van de GS Dordrecht 1893 over het beroep tegen de uitspraak van een kerkelijke vergadering;
  6. In plaats van de revisieverzoeken te toetsen is de synode zelf gaan studeren op de vraag of de uitspraak van de GS Groningen-Zuid 197 8 herzien moest worden.

De Generale Synode besluit: ten eerste de bezwaren tegen het feit dat de GS Ommen de zaak van het vrouwenstemrecht in behandeling genomen heeft af te wijzen.

Tevens besluit zij de revisieverzoeken, voor zover zij vragen de besluiten 2 en 3 van de Generale Synode Ommen te herroepen, af te wijzen.

Daarnaast ten aanzien van de bezwaren tegen de door de Generale Synode van Ommen 1993 aangevoerde gronden verder het volgende uit te spreken:
Dat het 1) beter was geweest, wanneer de synode zich in de gronden voor haar besluiten had beperkt tot een confrontatie met de argumenten die door de synode van Groningen- Zuid zijn aangevoerd. 2) Bezwaren tegen het vast leggen van bepaalde exegeses in de gronden moeten worden toegestemd. 3) Terecht wordt gesteld dat grond 4 bij besluit 3 meer een verdediging van dat besluit bevat dan argumentatie voor het besluit. De in deze grond genoemde elementen zijn echter voor de beoordeling van het besluit wel van belang. 4) Toegestemd moet worden dat het begrip ‘ tijdgeest’ in grond 4 door de synode niet gedefinieerd is. De bezwaren tegen de wijze waarop de synode dit begrip hanteert dienen echter te worden afgewezen. 5) De synode heeft haar besluiten duidelijk afgeschermd tegen de gedachte dat de drempel naar het leer- en regeerambt van de zusters hierdoor lager zou zijn geworden. Tevens heeft de synode Schrift gegevens genoemd die niet gebruikt kunnen worden als argumenten tegen het vrouwenstemrecht, maar naar haar oordeel wel het leer- en regeerambt aan de zusters ontzeggen. Het ambt van diaken is daarbij niet genoemd omdat daar geen aanleiding voor was.

Vervolgens besluit de Generale Synode ten aanzien van de overige door appellanten genoemde bezwaren, moeiten en verzoeken het volgende uit te spreken:
1) Het bezwaar dat het vrouwenstemrecht afbreuk zou doen aan de eenheid tussen man en vrouw moet worden afgewezen. 2) De stelling dat de haast waarmee tot het vrouwenstemrecht zou zijn besloten te weinig ruimte aan de kerk en zou hebben gelaten voor nadere bezinning, dient te worden afgewezen. 3) Het bezwaar dat de besluiten van Ommen de vrede in de kerken niet gediend of zelfs verstoord zouden hebben dient te worden afgewezen, evenals de stelling dat, bij zoveel verschil van mening in de kerken, geen stellige uitspraak in deze kwestie had mogen worden gedaan. 4) Wanneer broeders en zusters moeite hebben met de genomen besluiten dienen ambtsdragers daar met pastorale wijsheid mee om te gaan; het is echter onjuist wanneer genoemde broeders en zusters verregaande consequenties trekken uit hun bezwaren en de wettigheid van de gekozen ambtsdragers ter discussie stellen. 5) Het verzoek van een broeder en zuster met de stellige uitspraak van de synode dat de vrouw in de kerk geen leer- of regeerambt mag vervullen, in te trekken, dient te worden afgewezen.[22]

Bezwaren synode van Leusden 1999

Een enkele broeder had een verzoek ingediend tot revisie van de besluiten van de Generale Synode van Ommen 1993 en van Berkel en Rodenrijs 1996 inzake het vrouwenstemrecht.

Aan dit besluit is niet voldaan, de betreffende broeder heeft geen nieuwe inzichten verschaft waardoor dit besluit in heroverweging zou moeten worden genomen.[23]

Besluit Generale Synode van De Gereformeerde Kerken (hersteld), Mariënberg 2005 over het vrouwenstemrecht

De Generale Synode van De Gereformeerde Kerken (hersteld), in het vervolg aangeduid met DGK, heeft op 15 oktober 2005 besloten de besluiten van de Generale Synode Ommen (1993) en de besluiten van de Generale Synode Berkel en Rodenrijs (1996) ten aanzien van het vrouwenstemrecht te laten vervallen. De kerken zijn hier niet meer aan gebonden en zullen het besluit van de Generale Synode Groningen-Zuid (1978) handhaven.[24] Deze synode heeft in artikel 287 besloten dat het ‘niet in overeenstemming is met de positie van onderdanigheid die de Schrift aan de vrouw in de gemeente geeft, haar in deze een eigen zelfstandige beslissende stem toe te kennen.[25] Daarmee is de regel die door de synode van Arnhem is gehandhaafd (1930 Acta artikel 200 besluit 1) niet gewijzigd.

Dit betekent concreet dat de zusters in de gemeente niet worden ingeschakeld bij de verkiezing van broeders tot ambtsdragers.  

Besluit Generale Synode van de Gereformeerde Kerken Nederland (GKN), 12 maart 2016 in Ede over het vrouwenstemrecht

De Generale Synode van de GKN heeft op 12 maart 2016 besloten om te willen leven zoals de Dordtse Kerkorde (herzien 1978) voorschrijft. Artikel 11 benoemt dat: ‘Wij willen als Gereformeerde Kerken Nederland ook volgens de Kerkorde leven zoals die voor de laatste keer in 1978 herzien is. Dit zijn zaken die de grondslag van onze kerken vormen en ook al eerder zo zijn afgesproken.’[26]

Binnen de GKN zijn er echter verschillen tussen de kerken. Deze verschillen zijn echter klein en niet kerkscheidend om kerkverbandelijk samen te leven. In de Acta onder Artikel 11 staat het volgende te lezen: ‘Het gaat dan om verschillen in enkele liturgische formulieren: het formulier bij openbare geloofsbelijdenis en het formulier bij het bevestigen van een huwelijk. Verder is er verschil in het aantal gezangen dat in plaatselijke kerken gezongen wordt. Dan is er nog het verschil in het inschakelen van de zusters bij het verkiezen van broeders tot ambtsdragers.[27]

Concreet betekent dit dat de Generale Synode heeft besloten om de zusters van de gemeente niet worden ingeschakeld bij de verkiezing van broeders tot ambtsdragers.

De lessen voor vandaag

Inleiding

Wellicht het lastigste gedeelte van dit werkstuk. Om de geschiedenis te beschrijven is eenvoudiger dan haar te duiden. Dit laatste hoofdstuk wil een poging zijn om vanuit de beschrijving een duiding te geven aan het besluit van de Generale Synode van Ommen 1993 met betrekking tot het vrouwenstemrecht om vervolgens vanuit deze duiding iets te noemen over de lering voor de kerk van vandaag.

Persoonlijke duiding van het besluit Ommen 1993

Dat men rekening hield met het gegeven dat het rapport als Schrift-kritisch ontvangen zou kunnen worden laat het volgende citaat zien: ‘Tegelijk moet wel rekening gehouden worden met de vrees dat het actieve kiesrecht voor de vrouw gevolgd wordt door het passieve. Alleen al daarom is gekozen voor de term vrouwenstemrecht in plaats van vrouwenkiesrecht. Vrouwenstemrecht is niet passief te verstaan. Bij de invoering van het vrouwenkiesrecht in de hervormde en in de (synodaal-) gereformeerde kerken zaten in de argumentatie al elementen die uitgaan van tijdgebondenheid van de bijbel. In het rapport dat in 1952 op de synode van de (synodaal-) gereformeerde kerken diende, wordt 1 Kor. 14:34 uitgelegd als een algemeen zwijggebod. Dat zou de eerlijke mening van Paulus zijn, waar wij niet meer mee uit de voeten kunnen. Die lijn loopt door naar de vrouw in het ambt. Het rapport van de commissie doet echter in geen enkel opzicht af van het gezag van de Schrift.

In het begin van deze eeuw werd binnen onze kerken al voor het vrouwenstemrecht gepleit zonder de verkeerde argumentatie van tijdgebondenheid van de bijbel.
De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben al in 1968 het vrouwenstemrecht ingevoerd zonder verder pleidooi voor de vrouw in het ambt. Een aantal zusterkerken in het buitenland kent al lange tijd zonder probleem het vrouwenstemrecht, terwijl ze nadrukkelijk tegen het regeren van de vrouw in de kerk blijven.’
[28]

Al bijna een eeuw staat het vrouwenstandpunt op de agenda bij de verschillende Generale Synodes. Vele synodes hebben zich sindsdien uitgesproken over het stemrecht voor vrouwen.

In dit gedeelte wil ik er twee zaken uitlichten die m.i. een kern zijn voor de vraag of het de zusters toekomt om namen te geven van geschikt geachte broeders voor het ambt, en dat zijn de volgende twee punten: of stemmen regeren is, en het argument tijdsgeest.

Stemmen en regeren

Grond 4f onder besluit 3 zegt: ‘omdat stemmen niet beschouwd mag worden als een vorm van (mee)regeren, mag het toekennen van stemrecht aan de zusters niet gezien worden als een eerste stap op weg naar het leer- en regeerambt van de zusters.’[29]

Stemmen wordt hier geen vorm van regeren genoemd. Dit is wel een kernvraag: is stemmen regeren? Het commissierapport inzake het vrouwenstemrecht heeft hier aandacht voor. In hoofdstuk 3 worden de argumenten van de tegenstanders van het vrouwenstemrecht genoemd en in het vierde hoofdstuk de argumenten van de voorstanders van het vrouwenstemrecht. Ik ga beiden hier niet uitgebreid benoemen, het gaat immers in dit gedeelte om een persoonlijke duiding. De argumenten van de voorstanders hebben mij niet geheel kunnen overtuigen, die van de tegenstanders in meerdere mate. Stemmen is m.i. een daad van algemene regeermacht waarbij de vrouw wel het ambt van alle gelovigen toekomt, maar ze daarmee nog niet mag meewerken aan de regering van de kerk.

Sommigen menen dat stemmen geen gezag oefenen is, omdat de kerkenraad beslist wie er gekozen kan worden en wie niet (4.2.2 punt 3), maar dit argument vind ik zwak, de kerkenraad is naar artikel 31 van de KO gebonden aan uitslag van de verkiezing. Stemmen draagt niet het karakter van een advies, maar het is een beslissende daad. Dat de gemeente mag mee-oordelen over de verkiezing laat al zien dat het stemmen een gezagselement in zich draagt. En als laatste wordt er met een verkiezing medewerking gevraagd aan een deel van het leiding geven aan de gemeente, dit leiding geven komt de vrouw niet toe.

Kremer schreef er in 1949 al het volgende over: ‘Heel sterke nadruk krijgt bij deze vraag naar het stemrecht der vrouw de kwestie of de daad van verkiezing van ambtsdragers een regeerdaad is dan wel het geven van een advies aan de kerkenraad, die degenen die de gemeente verkiest, dan later benoemt. De tegenstanders van het kiesrecht voor de vrouw verdedigen sterk dat het een beslissende regeerdaad is, terwijl de voorstanders alle klem leggen op het niet absoluut beslissend karakter van een verkiezing van ambtsdragers door de gemeente.’[30] Zelf doet Kremer er in dit artikel geen uitspraak over, hij laat het in het midden.

Tijdsgeest

In 2017 heeft de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken Meppel het besluit genomen om de ambten wel te openen voor zusters. Opvallend dat er in het eindrapport van deputaten M/V en ambt de tijdsgeest wel genoemd wordt als reden waarom in de geschiedenis het ambt alleen voor mannen was wanneer zij schrijft: ‘…Veel eerder is de beperking van de ambten tot alleen de mannen een keuze geweest die is ingegeven door de wijze waarop per tijdsperiode in de geschiedenis de maatschappij en wereldregering zijn ingericht (daarmee was het vanzelfsprekend dat vrouwen hiervoor niet in aanmerking kwamen).[31]

‘Tegenstanders van vrouwenstemrecht wijzen op het gevaar en de invloed van de onchristelijke emancipatiebeweging: pas op voor de schijn dat de kerk een offer aan de tijdgeest zou brengen. Voorstanders zeggen: vrees voor emancipatiebeweging mag niet bepalend zijn voor kerkelijke besluitvorming, alleen wat Gods Woord zegt; de kerk is vaker van standpunt veranderd.

De revisieverzoeken: het verzet tegen vrouwenstemrecht is te bestempelen als beïnvloeding van vróegere tijdgeest; de strijd tegen de onchristelijke emancipatiebeweging wordt door dit verbod onnodig verzwaard, als het niet op onomstreden gronden rust; in de praktijk wordt steeds meer moeite met het besluit van 1978 ervaren; het brengt een onnodig isolement met zich mee.’[32]

Het is duidelijk dat tijdsgeest altijd van invloed is geweest op besluiten. In 1993 citeert J.P. de Vries in zijn artikel ‘Waken tegen de tijdsgeest – ook die van vroeger’ een zin uit het rapport ‘de kerk behoort de zusters van de gemeente geen stemrecht te geven als een offer aan de tijdsgeest, zij behoort aan de zusters het stemrecht ook niet te onthouden uit vrees voor de tijdsgeest’. De tijdsgeest mag niet van invloed zijn, maar tegelijk is het voor de mens niet mogelijk om zich los te maken van de tijd, uit de tijd waarin hij leeft.

Ik denk dat de waarschuwing voor de tijdsgeest terecht is geweest. Het verval binnen de GKv heeft dit aangetoond. De Generale Synode van Ommen 1993 stelt nog dat stemmen niet beschouwd mag worden als een vorm van (mee)regeren, en daarom mag het toekennen van stemrecht aan de zusters niet gezien worden als een eerste stap op weg naar het leer- en regeerambt van de zusters, maar ruim 20 jaar later is dit wel de praktijk geworden binnen de GKv.

Lering voor de kerk van vandaag

De geschiedenis heeft laten zien dat er veel verschil van inzicht is met betrekking tot het vrouwenstemrecht. Tot op heden geeft dit verschil van inzicht, de huidige situatie binnen de GKN laat dit zien. Ik denk dat het actieve vrouwenstemrecht binnen de kerk niet een sjibbolet moet worden. Tegelijk waarschuwde de commissie in 1993 ook voor ongelijkheid binnen de kerken wanneer de ene kerk het wel zou invoeren en de andere kerk niet. Binnen de GKN is dit de huidige praktijk, maar of deze wenselijk is?

            Zelf denk ik dat wij als kerk kunnen leren dat ook gereformeerden vatbaarder zijn voor de tijdsgeest dan wij zelf vaak denken te zijn. De vrijgemaakten hebben vaak het adagium gehad: wel op de wereld, maar niet van de wereld, maar het is gebleken dat dit lastig is. Ook gereformeerden zijn meer beïnvloed door de cultuur dan wellicht wenselijk is.

Trimp meende dat het vrouwenkiesrecht mocht, maar was van mening dat de kerken het niet aan konden. Het stemrecht is er gekomen, en daarin heeft Trimp helaas wel gelijk gekregen, de kerken konden het niet aan.

Literatuur

ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND SAMENGEKOMEN TE GRONINGEN-ZUID OP 24 AUGUSTUS 1978

ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND OMMEN 1993

ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
BERKEL EN RODENRIJS 1996

ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND LEUSDEN 1999

ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND, SAMENGEKOMEN TE MARIËNBERG OP ZATERDAG 15 OKTOBER 2005

Acta van de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken Nederland, samen gekomen te Ede op zaterdag 12 maart 2016

Bouwman, H. Gereformeerd Kerkrecht I. Kampen: J.H. Kok, 1928.

Generale Synode van de Gereformeerde Kerken Meppel 2017, Eindrapport deputaten M/V en ambt, ‘Samen dienen’, 31 oktober 2016

Kremer, W. ‘Kerkelijk stemrecht voor de vrouw?’, De Wekker, 6 (december 1949).

Verkerk, Maarten J., ‘Over kakelende kippen en kraaiende hanen’, Radix 1 (1996)

Vries, J.P., ‘Waken tegen de tijdsgeest – ook die van vroeger’ Nederlands Dagblad, 10 september 1993.


[1] Er zijn kleine verschillen in de praktijk tussen de kerken. Deze zijn een gevolg van de verschillen in ontstaan en moment van toetreding. De verschillen in de praktijk raken het kerkelijk samenleven naar Schrift en belijdenis en de eenheid van het geloof niet.

[2] Volgens de site van de GKN: https://www.gereformeerdekerkennederland.nl [geraadpleegd 6 mei 2022]

   Deze gereformeerde Kerkorde is gebaseerd op de Dordtse Kerkorde 1619

[3] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND OMMEN 1993, Artikel 24, besluit en gronden 2,

Als eerste valt op dat stemmen en regeren van elkaar wordt losgekoppeld. Een stem uitbrengen betekent niet dat er gezag uitgeoefend wordt. En hoewel een vrouw geen leer- of regeerambt mag vervullen is er geen sprake van een verbod om te stemmen

[4] Als gronden onder het besluit is de hoofdregel dat de Schrift geen rechtstreeks antwoordt geeft of zusters in de gemeente ook hun stem mogen uitbrengen (grond 1).

Christus regeert door Zijn Woord en Geest en daarom regeert niet de gemeente, ook niet voor een deel, maar werkt de gemeente onder leiding van de kerkenraad mee aan de roeping tot het ambt, zonder dat de gemeente bij het stemmen gezag heeft over de kerkenraad en/of de gekandideerde(n) (grond 2).

De stem van de gemeente moet daarom optimaal gehoord worden, zodat naar artikel 31 van de NGB de verkiezing wettig plaatsvindt. De zusters van de gemeente ontvangen niet minder gaven van de Geest dan de broeders, ook voor hen geldt de roeping om mee te werken aan de opbouw van de gemeente (grond 3).

In de kerk moeten niet de argumenten om die ingegeven zijn door de tijdsgeest doorslaggevend zijn, maar de argumenten van de Schrift waarin het goede kader van de verhouding van man en vrouw wordt geboden (grond 4).

[5] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND OMMEN 1993, Commissierapport inzake het vrouwenstemrecht, 73

[6] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND OMMEN 1993, Commissierapport inzake het vrouwenstemrecht, 75

[7] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND OMMEN 1993, Commissierapport inzake het vrouwenstemrecht, 77

[8] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND OMMEN 1993, Artikel 24, 35

[9] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND OMMEN 1993, Commissierapport inzake het vrouwenstemrecht, 2.1

[10] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND OMMEN 1993, Commissierapport inzake het vrouwenstemrecht, 2.2

[11] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND OMMEN 1993, Commissierapport inzake het vrouwenstemrecht, 2.3

[12] H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht I (Kampen: J.H. Kok, 1928), 540.

[13] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND OMMEN 1993, Commissierapport inzake het vrouwenstemrecht, 2.9.3

[14] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND SAMENGEKOMEN TE GRONINGEN-ZUID OP 24 AUGUSTUS 1978, Artikel 287

[15] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND SAMENGEKOMEN TE GRONINGEN-ZUID OP 24 AUGUSTUS 1978, Bijlage 5 Rapport van deputaten ter nadere bestudering van de materie van het vrouwenkiesrecht aan de generale synode van de Gereformeerde Kerken 1978 te Groningen-Zuid. 1-12

[16] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND SAMENGEKOMEN TE GRONINGEN-ZUID OP 24 AUGUSTUS 1978, Artikel 277

[17] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND SAMENGEKOMEN TE GRONINGEN-ZUID OP 24 AUGUSTUS 1978, Bijlage 5 Rapport van deputaten ter nadere bestudering van de materie van het vrouwenkiesrecht aan de generale synode van de Gereformeerde Kerken 1978 te Groningen-Zuid. 12-21

[18] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND SAMENGEKOMEN TE GRONINGEN-ZUID OP 24 AUGUSTUS 1978, Artikel 273

[19] Vries, J.P., ‘Waken tegen de tijdsgeest – ook die van vroeger’ Nederlands Dagblad, 10 september 1993.

[20] Uit de kerkelijke pers, Reformatorisch Dagblad, 6 augustus 1993.

[21] Verkerk, Maarten J., ‘Over kakelende kippen en kraaiende hanen’, Radix 1 (1996) 57-78.

[22] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
BERKEL EN RODENRIJS 1996, Artikel 29 en 30

[23] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND LEUSDEN 1999, Artikel 26

[24] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND, SAMENGEKOMEN TE MARIËNBERG OP ZATERDAG 15 OKTOBER 2005, Artikel 25, besluit A.3.

[25] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND SAMENGEKOMEN TE GRONINGEN-ZUID OP 24 AUGUSTUS 1978, Artikel 287

[26] Acta van de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken Nederland, samen gekomen te Ede op zaterdag 12 maart 2016, Artikel 11

[27] Acta van de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken Nederland, samen gekomen te Ede op zaterdag 12 maart 2016, Artikel 11

[28] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND OMMEN 1993, Artikel 24

[29] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND OMMEN 1993, Artikel 24, Besluit 3

[30] W. Kremer, ‘Kerkelijk stemrecht voor de vrouw?’, De Wekker, 6 (december 1949).

[31] Generale Synode van de Gereformeerde Kerken Meppel 2017, Eindrapport deputaten M/V en ambt, ‘Samen dienen’, 31 oktober 2016, 60

[32] ACTA VAN DE GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND OMMEN 1993, Commissierapport inzake het vrouwenstemrecht, 6.4 Het argument van de tijdsgeest