Openingsrede Ds. van der Wolf

De opname van de openingsrede, zoals die door Ds. R. van der Wolf gehouden is tijdens de openingsdag van het academisch jaar 2023-2024, is op deze website al terug te vinden. In dit artikel wordt de tekst van het referaat gedeeld.

Voorzitter, broeders en zusters,
Heeft de wereld een hel nodig? Die vraag is actueel en in elk geval deze maand
geactualiseerd door de wat spraakmakende rede van prof. dr. Huijgen waarmee hij
het academisch jaar aan de PthU opende en zijn leerstoel aanvaardde. Heeft de
wereld een hel nodig? En ik ga op die rede van de hoogleraar in Utrecht vanmorgen
niet in, want dat is hier de plaats niet, maar ik wil vanuit het gelezen gedeelte en de
tekst die in het bijzonder onze aandacht vraagt, diezelfde vraag wel persoonlijk
maken en op onszelf betrekken: hebben de kerken, heeft de gereformeerde
theologie en heeft binnen het werkterrein van de gereformeerde theologie specifiek
ook de homiletiek – dat is de wetenschap die zich bezighoudt met de prediking – de
hel nodig? Nog wat meer expliciet aangeduid in de richting waar ook de bijdragen
van vandaag over gaan maar dan met de toespitsing op het hier en nu: is de dreiging
met de werkelijkheid van de hel tot zegen voor de verkondiging? Met die vraag
bevinden we ons namelijk niet alleen in de actualiteit van de academische
vraagstelling om ons heen of binnen het onderwerp van vandaag, maar begeven we
ons ook in de thematiek die de apostel zó bezighoudt, dat hij de gemeentes in de
landstreek Galatië zonder verdere gebruikelijke begroeting confronteert met de
werkelijkheid van hun verlossing. Paulus valt om zo te zeggen met de deur in huis en
dreigt met de hel.
Laten we allereerst goed begrijpen dat het hier inderdaad gaat om niets
minder dan de werkelijkheid van hun – en ook onze – verlossing door Jezus
Christus. De beweging die onder de Galaten op gang is gebracht en onder
hen kennelijk ook al op gang gekomen is, is een beweging naar henzelf toe en
daarmee een beweging van Christus af. Je speelt met vuur, zegt de apostel.
Je speelt met het vuur van de hel als je denkt dat je het evangelie relevant
moet máken om deel te mogen krijgen aan de blijdschap die je verkondigd is
als een woord dat je ook al ontvangen en aangenomen hebt. Zo is het je niet
verkondigd door mij, een apostel, niet door een mens geroepen maar door
Jezus Christus zelf als een uitverkoren instrument (Hnd. 9,15) langs de kant
van de weg naar Damascus opgeraapt en uitgezonden om zijn evangelie te
verkondigen. Een evangelie dat zelf zijn relevantie bewijst, omdat het dode
zondaren ertoe brengt om alleen uit genade en alleen om de verdienste van
Jezus Christus het leven te omhelzen en de liefde te leren kennen waarmee
God het hart vervullen wil en daarom door berouw en bekering tot overgave
aan Jezus Christus brengt. Dat is het evangelie dat u gebracht is – zoals wij
het u verkondigd hebben.
Maar dat heerlijke goede nieuws bent u aan het vervangen, zegt de apostel, door er
iets aan toe te willen voegen en het relevant te willen maken. En daarmee houdt u
geen evangelie-plus over, als een extraatje bovenop wat u al hebt, maar daarmee
raakt u het evangelie kwijt en mét het evangelie verdwijnt ook Jezus Christus uit uw
leven. Wat u dan vervolgens overhoudt is een krampachtige en wanhopige poging
uzelf op te werken tot een hoogte die u buiten en zonder Christus nooit bereiken zult,
maar in en met Christus al hébt. Er ís namelijk geen ander evangelie dan het
evangelie dat u verkondigd is. Er ís geen ander evangelie dan het evangelie dat u
ontvangen hebt. Dat wat u met apostolisch gezag verkondigd is (dat is vers acht, let
op het nuanceverschil tussen de verzen acht en negen, want in vers acht gaat het
om de prédiking die met apostolische gezag gebracht is) én dat wat u ontvangen

2
hebt (dat is vers negen, want in vers negen gaat het om het ontvángen en áánnemen
van de verkondiging), dat bent u bezig te verspelen omdat u wordt voorgehouden dat
u dit evangelie alsnog relevant moet maken om er echt wat aan te hebben. Ze
spiegelen u namelijk voor dat het niet genoeg is; dat het aanvulling nodig heeft en
dat u zich aan de joodse wet moet onderwerpen en de besnijdenis moet ondergaan
om al Gods beloften ja en amen te maken. Beloften die ja en amen zijn in Jezus
Christus. Dat is één – de kant van de dwaalleraren die u in verwarring brengen. Maar
twee is: u wilt op uw beurt kennelijk zo graag voelen en zien en ervaren dat u het
geloof vaarwelzegt om het van uw eigen waarneming en gevoelservaringen te
verwachten en u laat zich gewillig in een systeem opsluiten waarin u de zekerheid
wilt proeven die u alleen in Christus hebt. En daarmee wordt u niet alleen opnieuw
onderworpen en tot slaaf van de wet gemaakt, maar wordt tegelijkertijd en ten
diepste ook uw verlangen blootgelegd en ontmaskerd als een begeerte die er ten
diepste op gericht is om zelf over uw toekomst te beslissen en uw lot in eigen hand te
nemen en uzelf te verzekeren dat het vrede bij God is. En zo laat u zich wel heel
gemakkelijk meeslepen door een leer die u bij uzelf brengt en het kruis naar de
achtergrond schuift.
De apostel is daar ontsteld over. Het beroert hem en hij is er beroerd van. De
dynamiek van de levende geloofs- en liefdesrelatie met God in Christus, maakt
hier plaats voor het sacraliseren van rituelen en symbolen om grip te krijgen
op de schatkamer van de genade. Een beweging die we tot op de dag van
vandaag kennen vanuit alle pogingen die worden aangewend om de zekerheid
van de verlossing vast te leggen in vormen en uitingen die het gevoel en de
ervaring ervan moeten overtuigen dat het heil niet alleen voor ons is
weggelegd maar ook door ons geannexeerd kan of moet worden als een schat
en een weldaad, los van Jezus Christus. Als het vervolg en dus een
noodzakelijke aanvulling op het kruis waarvan wij de winst nog moeten
verzilveren. Maar zo overspelen we onze hand en raken we de verlossing kwijt
omdat we Jezus loslaten en het in onszelf gaan zoeken. Een dodelijke
beweging die niet anders dan op de eeuwige dood uit kan lopen. Dat is ook de
ernst van de discussie die door of vanwege dr. G. van den Brink de
gereformeerde gezindte het afgelopen jaar heeft beziggehouden. Wat is de
relevantie van het evangelie en de verkondiging van de blijde boodschap? Wat
houdt de vreugde van de blijde boodschap nu werkelijk in? Een vraag die niet
alleen richting de gereformeerde gezindte gesteld kan worden maar richting al
het theologisch denken dat zich richt op de inbreng van de mens in het
theologisch denken waarin het gevoel en de beleving een nog steeds
groeiende aandacht genieten in de nadruk op het liturgisch ritualisme en de
individuele participatie en beleving om het evangelie relevant te maken. Om je
vreugde in je vreugde te vinden. Maar niet wie een kruis vasthoudt, een bloem
neerlegt of zichzelf tot grote hoogte zingt mag zich verlost noemen en weten.
Die genade is weggelegd voor hem en haar die in het gelóóf op Jézus ziet en
er op Golgotha bij gaat staan om te zien hoe ze niet mij, maar Hem aan het
kruishout spijkeren om het tot vrede met God te maken. Een vrede waarvan
de apostel met nadruk mag zeggen dat we die in Christus hebben. Dat is je
vreugde. Hij is je vreugde.
Als we dat bedenken wordt de uitroep van de apostel in de verzen acht en negen tot
evangelie, omdat de apostel met zijn verleende apostolisch gezag het eeuwig

3
oordeel aanzegt aan ieder die zijn eerder verkondigde evangelie een onvoldoende
geeft en denkt dat te moeten aanvullen door reflectie of expressie. Daarom is de
apostel zijn brief ook zo begonnen – met de krachtige nadruk op zijn roeping en
aanstelling. Blijf bij het evangelie van de vrije gunst, de onverdiende genade die u
door mij gepreekt is, zegt hij. Want als iemand een ander evangelie brengt:
anáthema èstoo: vervloekt zij hij (of zij). Vervloekt zij hij: in de ban gedaan,
geëxcommuniceerd, bestemd ter vernietiging, op weg naar het vuur van de hel en de
eeuwige dood. Minder wordt er niet bedoeld met die vervloeking die ons in
herinnering brengt hoe God in Jozua 6 vers 21 Jericho met alles wat eraan en erin
was, mens en dier en stenen – bestemde ter vernietiging en hoe Achan hetzelfde
oordeel onderging toen hij zich vergreep aan wat de HERE aan zichzelf gehouden
had omdat de maat van de zonde van Kanaän vol was. Dat is de ban – de
excommunicatie – het anathema in zijn uiterste consequentie. En wie zou niet
huiveren als hij zo het oordeel hoort afkondigen waaronder de apostel zelf valt en
waarvan de engelen niet uitgezonderd zijn. Het oordeel dat uitgeroepen wordt over
predikers die het evangelie van Jezus Christus en die gekruisigd als de blijde
boodschap vervangen door het sacraliseren van rituelen die de boodschap tástbaar
willen maken om de mens op te laten gaan in wat hij als verlossend ervaart tijdens
een emotief religieus getinte zoektocht naar zichzelf. Dat leidt, om een andere
actualiteit naar voren te brengen, tot wat we vandaag modern deïsme noemen,
omdat God uit beeld verdwenen is en de verlossing door Christus niet meer is dan
een startpunt waarna het eigenlijke allemaal nog gebeuren moet.
Galaten is mijn Katharina von Bora, zei Luther nogal eens. Want in de tijd van
de Reformatie mocht de blijdschap van dit evangelie herontdekt worden.
Luther noemt de tekst van vanmorgen dan ook als de zesde van tien door hem
aangehaalde schriftbewijzen in zijn oproep om de leer van mensen te
vermijden en te blijven bij het evangelie van het uit genade en door het geloof
alleen. Wie dat evangelie verlaat en vervangt, denkt te moeten aanvullen en
relevant wil maken is volgens de reformator de zaligheid kwijt en een
deelgenoot van de duivel geworden, als de tegenstander van de Here Jezus
Christus 1 . En Luther wijst dan, vanzelfsprekend, op alle geboden en rituelen in
de kerk die hem in zijn dagen in de ban heeft gedaan omdat hij het evangelie
verkondigde. Maar hoe wordt vandaag, in onze belevings- en ervaringswereld
waarin het gevoel vergoddelijkt wordt, aan het evangelie van het sola fide en
het sola gratia en solus Christus en het totus Christus voorbijgegaan om de
boodschap relevant te maken voor de mens in zijn verlangen naar verlossing?
Is dat een andere beweging dan de beweging richting de besnijdenis in de
Galatenbrief en richting de tonsuur in Luthers dagen?
Vervloekt zij hij, zegt de apostel op bevel van Christus. Dat woord mag ons als
academie voor gereformeerde theologie terecht laten huiveren. Want er rust een
grote verantwoordelijkheid op een kleine opleiding, die aankomende predikanten
vertrouwd mag maken met het ene en enige evangelie dat de naam van evangelie
hebben mag. Er rust een grote verantwoordelijkheid op die aankomende predikanten
zelf, die straks in de gemeenten dit evangelie mogen verkondigen en de waarheid,
werkelijkheid en diepte ervan mogen overbrengen. En er rust ook een grote
verantwoordelijkheid op de kerken, die samen hebben afgesproken dat ze ernaar

1 Luther, Luther Deutsch 4. Göttingen: Vandenhoeck (1974), 34

4
zullen streven dat er studenten in de theologie zijn, om hun financiële steun te
verlenen en te zorgen voor een opleidingsinstituut. Een grote verantwoordelijkheid,
onder een ernstige bedreiging. Want wie een ander evangelie denkt te moeten
brengen: anáthema èstoo – vervloekt zij hij. Ernstig en dreigend. Niet alleen de
wereld heeft een hel nodig. De werkelijkheid en de dreiging van de hel zal namelijk
ook de kerken met haar theologen en haar academie bewaren iets anders te leren,
uit te diepen en te verkondigen dan het evangelie van de vrije genade door het bloed
van Jezus Christus. Een academie die een ander evangelie wil dienen voert de
kerken bij Jezus Christus vandaan en roept het anathema over zichzelf en de kerken
af. En hoe dichtbij dat is, bewijst de verwarring die onder de Galaten wel heel snel na
Paulus’ onderwijs ontstaan kon. Laten we ons niet verheffen en denken sterker te
staan dan de Kelten van toen en gehoorzaam blijven aan het Woord dat ons is
toevertrouwd om in Christus werkelijk vrij te zijn en de verlossing te mogen vieren en
beleven. Moge de HERE ons ervoor bewaren dat het anathema ook ons zal treffen in
een zaak die beslist over hemel of hel en elke leer blijven veroordelen die ons wil
verleiden ergens anders naartoe te gaan dan naar Christus. En in die ruimte is zelfs
de werkelijkheid van de hel uiteindelijk een verlossend evangelie. Omdat de dreiging
van het oordeel ons bij Christus bewaart. En bij Jezus alleen.