Vlaamse preekkunde uit Marburg

Een artikel geschreven door ds. R. van der Wolf

Luther en Wittemberg. Bucer en Straatsburg. Calvijn en Genève. Zwingli en Zürich. Dat zijn de grote namen en bekende plaatsen uit de tijd van de Reformatie. Maar wie kent de naam van Hyperius? En wat verwachten we mee te krijgen uit Marburg? Daarover wil ik het graag hebben. En dan in het bijzonder over wat deze Hyperius ons heeft nagelaten in een boek dat we gerust de eerste gereformeerde[1] homiletiek mogen noemen. Een werk, dat wetenschappelijk wil zijn, maar daarin de wetenschap én de vroomheid, de universiteit én de gemeente met elkaar wil verbinden.[2] Dus niet louter gericht op de wetenschappelijke vorming van studenten. Maar gericht op de vorming van die studenten met het oog op het heil van de gemeente. Om haar te brengen onder Woord dat verkondigd wordt.

Om in dit minicollege een overzichtelijk verhaal te bieden wil ik eerst kort stilstaan bij de persoon van deze Hyperius zelf en u vertellen hoe deze Vlaming als hoogleraar tweeëntwintig jaar aan de Duitse universiteit in Marburg onderwijs gegeven heeft. Daarna licht ik uit zijn homiletisch werk één klein onderwerp, namelijk de indeling in preekstoffen. Ik wil u daarin graag laten zien hoe Hyperius met behulp van en tegelijk toch ook anders dan de klassieke retorica zijn studenten tot de prediking van Gods Woord wilde brengen. En ik sluit – vanuit de actualiteit – af met een korte opmerking over de winst en het nut van wat Hyperius naar voren heeft gebracht. In de hoop dat ik u op deze manier een klein inkijkje kan geven in waar de studenten aan onze academie zich in verdiepen, als ze zich voorbereiden op het ambt als dienaar – dienaar! – van het Woord van de HERE.

Andreas Hyperius (1511-1564)[3]

Studiejaren

Andreas Gerardus – zijn minder officiële naam luidde: André Geeraards – werd op 16 mei 1511 geboren in het Vlaamse Ieper[4]. Dat verklaart ook meteen de naam waaronder wij hem kennen: Andreas uit Ieperen of tegenwoordig: Ieper. In het Latijn: Andreas Hyperius. Zijn vader – die net als zijn zoon ook Andreas Gerardus heette – wilde hem graag een goede opleiding geven. Na het basisonderwijs thuis en in de buurt van zijn geboorteplaats kwam Hyperius daarom als zeventienjarige jongen in Parijs aan, waar hij bevriend raakte met een zekere Joachim Ringelberg. Die vriendschap bracht Hyperius in aanraking met het humanisme waardoor hij onder meer kennis van de klassieke retorica kreeg en hem hielp bij zijn wetenschappelijke vorming.[5]

Na het behalen van zijn titel besloot Hyperius de studie te vervolgen en zich in te schrijven aan de theologische faculteit van de Sorbonne, waaraan hij met name zijn kennis van de kerkvaders te danken heeft. Voor zijn verdere levensloop was vooral van belang dat Hyperius aan de Sorbonne les kreeg van Johannes Sturm, die een vriend van Bucer en Melanchton was.[6] We kunnen redelijkerwijs aannemen dat Hyperius in deze periode kennis kreeg van de nieuwe leer, waar de naam van Luther aan verbonden was. Zo bracht de HERE het hart van de jonge Hyperius langs de weg van humanisme en eerste kennis van de reformatorische leer naar de kennis en de rijkdom van Zijn Woord. Het verklaart ook straks, hoe Hyperius juist de klassieke wijsheid en de wetenschap heeft willen verbinden met de vroomheid en de eenvoud van de verkondiging. Tegen deze achtergrond wordt zijn latere werk begrijpelijk en krijgen we zicht op de genade en glorie van God die Hyperius in zijn jonge jaren in contact bracht met leermeesters die hem de kennis bij mochten brengen om op zijn eigen plaats de kerk van Jezus Christus te dienen. Let op de gang die de HERE met mensen gaat – en al het begrijpelijke komt in het licht van de genade te staan.

Naar Marburg

Intussen zult u wel begrepen hebben, dat Hyperius uit een niet onbemiddeld gezin kwam. Zijn vader was een bekend rechtsgeleerde en had zijn moeder vlak voor zijn sterven (1525) – Andreas was toen veertien jaar oud – opgedragen dat zijn zoon moest studeren. Hyperius beschikte dus over de middelen die hem niet alleen in staat stelden te gaan studeren, maar het hem ook mogelijk maakten reizen te maken. Tijdens zijn studiejaren bezocht hij al veel plaatsen en toen zijn studie afgerond was, maakte hij onder meer een reis naar Duitsland, waar hij de hogescholen van Keulen, Erfurt, Leipzig, Wittenberg en Marburg bezocht. Op deze reis opende de HERE het hart Hyperius voor de leer van de Reformatie. Dat maakte het voor hem gevaarlijk om in zijn eigen woonplaats te blijven[7] en hij besloot daarom over te steken naar Engeland waar hij vier jaar te gast was bij een baron[8] en de universiteiten van Cambridge en Oxford bezocht. Maar ook in Engeland brak de geloofsvervolging uit[9], zodat Hyperius naar het vasteland moest terugkeren en via Antwerpen naar Straatsburg wilde reizen waar hij zijn oude leermeester Johannes Sturm hoopte te ontmoeten en daar les te kunnen geven. Maar op deze reis liet de HERE zien dat Hij een andere bestemming voor Andreas Hyperius had. Verschillende redenen[10] brachten hem naar Marburg, waar hij in het jaar 1541 aankwam. En daar ook – door Gods beschikking – bleef tot aan zijn sterven in 1564. Hij volgde in Marburg Gerardus Geldenhauer[11] op, die hem graag de gelegenheid gaf zich allereerst als docent te bewijzen. Toen Geldenhauer een jaar later stierf[12] (1542) werd Hyperius benoemd tot hoogleraar in zijn plaats. Hyperius doceerde in verschillende vakken: dogmatiek en exegese, kerkgeschiedenis en kerkrecht en – natuurlijk – homiletiek of preekkunde. En dat laatste heeft nu verder onze belangstelling.

Kort samengevat: als we naar de levens- en de leergang van Andreas Hyperius kijken, merken we op hoe de HERE hem langs de weg van een humanistisch, scholastieke en klassieke vorming bij de leer van de reformatie bracht. Hyperius ontving daar de middelen voor, die hem ook in staat stelden een wijd netwerk van contacten op te bouwen. Zo gaf de HERE Zijn kerken ook in hem een voorganger en leermeester die zijn eigen plaats in de geschiedenis en opbouw mocht krijgen.

De formandis concionibus sacris (1553 en 1562)[13]

We maken een kleine sprong in het diepe en staan niet te lang stil bij wat Hyperius gedurende zijn tijd als hoogleraar in Marburg heeft mogen bijdragen aan de ontwikkeling van de theologie als wetenschap. Want ik wil met u naar het eigenlijke onderwerp van vanmiddag en dat is: de preekstoffen. Ook daarover zou een uitgebreide en inleidende verhandeling op zijn plaats zijn, maar de tijd laat niet toe dat we dit onderwerp breder aandacht geven. Ik wil u daarom eerst kort laten zien hoe de klassieke en humanistische vorming van Hyperius hem kennis heeft gegeven van retorica (de kunst van de welsprekendheid) en ik vertel u vervolgens hoe hij die kennis heeft toegepast in een poging daar Schriftuurlijk vorm aan te geven.

Klassieke Retorica

Als we het hebben over klassieke retorica – waar zoals u waarschijnlijk wel weet de namen van bijvoorbeeld de grote staatsman en redenaar Cicero aan verbonden is en tegenwoordig weer de belangstelling voor Quintillianus[14] groeiende is – dan spreken we niet alleen over de logische opbouw en indeling van een redevoering of de voordracht en de stijl waarmee een spreker zijn publiek benadert, maar dan begint het eigenlijk bij de vraag voor welke gelegenheid zo’n toespraak of redevoering bedoeld is. Om die voorvraag gaat het vanmiddag als een klein onderdeel dus uit de leer en de wetenschap van de retorica. Een kunst waar Hyperius, zoals we nu weten, vertrouwd mee was door zijn eerste studiejaren in Parijs, zijn scholastieke vorming en zijn latere zelfstandige ontwikkeling, vanuit zijn belangstelling voor het humanisme. Hyperius heeft – net als eerder de bekende kerkvader Augustinus – zijn vroegere vorming willen en mogen gebruiken om zijn aandeel te leveren in de ontwikkeling van de theologie als wetenschap. Het is goed om ons van die achtergronden bewust te zijn, omdat het ons voorzichtig maakt vanuit de kennis die we vandaag van het verleden hebben al te snel en te gemakkelijk een oordeel te vellen over wat ook een man als Hyperius heeft mogen uitwerken en nagelaten. Wij rekenen vanaf vandaag terug naar die tijd. Maar Hyperius kon niet vooruit rekenen. En om hem recht te doen moeten we hem dus echt zien in zijn eigen tijd en vanuit zijn eigen achtergrond.[15]

Vanuit zijn klassieke vorming droeg Hyperius kennis van drie soorten (genera) spreekstoffen, afhankelijk van de gelegenheid. Anders gezegd: de gelegenheid of de aanleiding bepaalde de stof, de opbouw, de stijl en de orde. Het begon met de vraag voor welk publiek de redevoering gehouden moest worden en wat de aanleiding en de gelegenheid was. Nog weer anders: de context bepaalde de vorm, de stijl en de inhoud van de redevoering. En daar onderscheidden de klassieke sprekers of retoren dus drie soorten, drie zogenaamde ‘genera’ in: het genus (of de soort) demonstrativum, het genus deliberativum en het genus judiciale. De eerste soort: het genus demonstrativum was bedoeld voor een feestelijke toespraak om iemand te eren of te gedenken, als een lofrede of een feestrede. De tweede soort, het genus deliberativum had zijn functie in het sociale en politieke leven. Dan gaat het over vergadertechniek en de kunst om een ander te overtuigen – door argumenten en logisch redeneren, of door stemverheffing en handgebaren of door de argumenten van de opponent te ontkrachten en te weerleggen. En de laatste, de derde soort of het derde genus was het genus judiciale. Dat verplaatst ons naar de rechtbank en de advocatuur en brengt ons bij de vraag hoe je een beschuldigend pleidooi opbouwt of juist voor onschuldig moet pleiten. Even overzichtelijk samengebracht:

Genus demonstrativumGelegenheidsrede om iemand te eren of te gedenken
Genus deliberativumVergadertechniek om te overtuigen
Genus judicialePleitvoering in rechtszaken

U begrijpt wel, dat er op een heel andere manier gesproken moet worden in de rechtszaal en in het parlement dan op een begrafenis of bij een inhuldiging. De gelegenheid en de aanleiding waren bepalend voor de vorm, de stijl en de inhoud. Maar hoe zit dat nu met de verkondiging van Gods Woord, die ook een publieke aangelegenheid is en net zo goed een samenhangend geheel moet zijn en een logische opbouw moet kennen? Hoe wordt dan de stijl en de vorm bepaald waarin de gemeente wordt aangesproken? Dat roept meer vragen op natuurlijk – waar we vanmiddag geen aandacht voor kunnen hebben – want is de kunst van het argumenteren en het overtuigen nodig, nuttig en wenselijk in de prediking? Mogen de non-verbale communicatie, de stemverheffing en de handgebaren eigenlijk wel een rol spelen in de voordracht en de overdracht van het evangelie – en zo ja, hoe dan? Is de stijl bepalend voor een goede luisterhouding bij de hoorder? Ook die vragen mogen aandacht krijgen. Maar we laten het nu dus bij de preekstoffen zelf. Want hoe zit dat nu? Biedt de gelegenheid de stof voor de vorm en de stijl waarin er gesproken wordt? Of biedt de stof de gelegenheid en de vorm van de prediking? Die vraag is natuurlijk niet onbelangrijk en is zelfs heel actueel te noemen als we hetzelfde op een andere manier stellen: gaan we vanuit de context naar het evangelie toe of gaan we vanuit het evangelie naar de context toe? En onder context versta ik dan: de gemeente die luistert (het publiek), of de prediker en voorganger die iets heeft meegemaakt (de spreker), of de tijd waarin de kerk leeft en de wereld waarin ze haar plaats heeft, de cultuur en de zorg van het dagelijks leven. Hoe komt de prediker aan zijn preekstof? Wat is de aanleiding en wat is de gelegenheid?

Hyperius’ uitgangspunt

Het zal u niet verbazen dat er voor Hyperius op die vragen maar één antwoord was. Hyperius begon namelijk niet bij de gemeente, niet bij de prediker, niet bij de tijd en de wereld waarin de gemeente haar plek had, maar Hyperius begon bij de Schrift zelf. Terecht wordt hij vooral daarom de vader van de gereformeerde homiletiek genoemd. De aanleiding voor de prediking vond Hyperius in het Woord zelf.[16] Het Woord van God moet voor zichzelf spreken. Want de boodschap aan de gemeente ligt in de tekst van dat Woord – waarin en waardoor de HERE tot Zijn volk spreekt.[17] Dat was voor Hyperius de grondslag en dus ook het uitgangspunt. Een overtuiging die we tot op de dag vandaag graag met hem delen en die een gereformeerde academie ook vandaag tot een werkelijk gereformeerde academie maakt, in een ‘terug naar het Woord’.

Ook hierover zou veel te zeggen zijn vanuit de geschiedenis en de ontwikkeling van de homiletiek en het geheel van de Diakoniologie of Praktische Theologie als theologische discipline – en we laten onze studenten dat in de opleiding ook zien om te leren onderscheiden en de weg te vinden in de diversiteit van publicaties op dit gebied. Want de beweging die gemaakt wordt, óf vanuit de context naar het evangelie toe óf vanuit het evangelie naar de context toe, raakt niet alleen de preekkunde maar betreft als uitgangspunt heel het wetenschappelijk theologisch bezigzijn. Zowel hier als in Heidelberg mogen we daar uitgebreid aandacht voor hebben.

Alleen, ook als er een terugkeer naar het Woord is en het evangelie het uitgangspunt vormt, valt er dan niet meer te zeggen over de verschillende preekstoffen vanuit de Schrift zelf? En dan wordt niet alleen bedoeld en gevraagd of we in de Schrift zelf niet te maken hebben met verschillende genres – zoals historische stoffen en wijsheidsliteratuur, profetisch stof en poëtische stof, brieven en apocalyptische stoffen, maar dan wordt ook bedoeld of er vanuit de Schrift zelf methodisch gezien een aanleiding, een gelegenheid te ontdekken valt die helpt bij de ordening, de opbouw en de stijl van de prediking. Kan ik mijn studenten een helpende hand bieden – vroeg Hyperius zich af – bij de indeling en de ordening van verschillende preekstoffen en welke preekstoffen zijn dat dan? Als niet de gelegenheid de stof levert, maar de stof de gelegenheid aanreikt, is daar dan methodisch meer over te zeggen?

Zes genera

Dat is er, volgens Hyperius. En hij neemt daarvoor zijn uitgangspunt in twee Schriftgedeeltes, namelijk 2 Timotheüs 3 en Romeinen 15.[18] Ik zet deze twee gedeeltes eerst neer en zal vervolgens uitleggen welke indeling Hyperius daaruit ontleend heeft.

Allereerst 2 Timotheüs 3: 16:

16Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, 17opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.”

En vervolgens Romeinen 15: 4:

“Want alles wat eertijds geschreven is, is tot onze onderwijzing eerder geschreven, opdat wij in de weg van volharding en vertroosting door de Schriften de hoop zouden behouden.”

Uit deze twee teksten blijkt, volgens Hyperius het nut van de Schriften, die God gegeven heeft om Zich uit alle volken en tijden een gemeente te bereiden, die heilig en onberispelijk zal zijn. Vanuit de twee genoemde teksten lichten dan vervolgens vijf genera op, namelijk: onderwijzen, weerleggen, opvoeden, verbeteren en vertroosten. Over deze vijf verschillende genera zegt hij zelf het volgende[19]:

“Nu betekent onderwijzing of didaskalia het uitwerken en bevestigen van bepaalde ware dogma’s. Dit gebeurt wanneer argumenten uit de geschriften van de profeten en apostelen bevestigen dat God één is, almachtig, eeuwig, rechtvaardig, barmhartig en dat God alle dingen gemaakt heeft en door Zijn voorzienigheid alle dingen bestuurt; of wanneer zij de leer van de drie Personen en van de eigenschappen van elke Persoon ontwikkelen of de leerstukken betreffende de Kerk, de Wet, de zonde, het Evangelie, de bekering, het geloof, de liefde, de hoop, de sacramenten, de opstanding van de doden, het gezegende leven, enz.”[20]

“Weerlegging of elenchos is niets anders dan een afbraak of weerlegging van valse dogma’s die worden gepropageerd door de vijanden van de waarheid om de onervarenen te misleiden. Dan is het van wezenlijk belang dat hun praatjes worden gestopt door het gezag van Gods Woord (Tit. 1:9).”[21]

“Onder opvoeding of paideia wordt verstaan het middel waarmee iemands leven en gedrag wordt gevormd tot godsvrucht. De heilige Schrift is vol van dit soort voorschriften en vermaningen, en elke schrijver komt er herhaaldelijk uitgebreid genoeg op terug, zelfs wanneer ze over een andere aangelegenheid handelen.”[22]

Verbetering of epanorthosis daarentegen houdt zich bezig met het veroordelen van corrupt gedrag en die misdaden waaraan de meerderheid van de mensheid zich verslaafd toont.”[23]

“Tenslotte is er niemand die onwetend kan zijn over wat moet worden verstaan onder de naam paraklesis of troost, aangezien ieder van ons ieder van ons dagelijks door het kwade wordt getroffen, en we uit ervaring weten hoezeer wij vertroosting nodig hebben die op elke situatie is voorbereid. En de Heilige Schrift is zelf een bijzonder rijk magazijn van vertroostingen, die vast en zeker onze zwakke zielen kan opbeuren en ondersteunen.”[24]

Als de Schrift zelf ons, zo vervolgt Hyperius, op deze manier het vijf-soortige nut van het Woord van God aangeeft, dan mogen wij onze preken naar dit principe classificeren.[25]  En zo ontwikkelde zich daar in Marburg dus het volgende schema, als methode om de Schrift in vijf soorten (genera) of categorieën van onderscheiden stoffen te benaderen en uit te leggen. Bedoeld als een hulpmiddel om de studenten en latere predikers op het spoor te brengen welke gelegenheid de Schrift zelf hen gaf om het evangelie te verkondigen. Zo spreekt de Schrift voor zichzelf, is het Woord bepalend en geeft het Woord de richting aan. In de vergelijking met de klassieke retorica – zoals dat in het voorgaande naar voren is gebracht – ziet het er schematisch als volgt uit:

            Klassieke retorica

Genus demonstrativumGelegenheidsrede om iemand te eren of te gedenken
Genus deliberativumVergadertechniek om te overtuigen
Genus judicialePleitvoering in rechtszaken

            Hyperius’ genera

Genus didaskalonDoctrinaleOnderwijzing in de leer
Genus elenchtikonRedargutivumWeerlegging van dwaling
Genus paideotikonInstitutivumOpvoeden tot godsvrucht
Genus epanorphotikonCorrectoriumVermaning tot verbetering
Genus parakletikonConsolatoriumVertroosting

Omdat Hyperius wel onderkende dat bepaalde Schriftgedeelten ook meerdere stoffen aan kunnen brengen, voegde hij een zesde genus toe: het genus mixtum, waarin de onderscheiden delen van de overige soorten samen voorkomen.

Genus mixtumVermenging van eerste vijf stoffen

Aan de verdere verdeling en indeling van deze zes genera gaan we vanmiddag voorbij. Maar in zijn boek, dat hij op aandringen van studenten en docenten op de basis van wat hij in zijn colleges had ontwikkeld schreef, werkt hij één en ander uitvoerig uit en geeft hij ook voorbeelden van de verschillende preekstoffen vanuit de bepaalde Schriftgedeeltes. Hiermee leverde Hyperius als eerste een bijdrage aan de ontwikkeling van de gereformeerde homiletiek als theologische en wetenschappelijke discipline in zijn De formandis concionibus sacris. Want naar zijn opvatting en overtuiging was het Woord van God zelf effectief in het leven van de gemeente. En op deze manier probeerde Hyperius – net als Augustinus vroeger had gedaan – de kunst van de retorica dienstbaar te maken aan de preekkunde. Of, zoals Achelis zegt: Hyperius ordent de homiletiek binnen de exegese van de Schrift en bevrijdt haar zo van alle afhankelijkheid van de retorica.[26]

Beoordeling

Aan het eind van onze korte kennismaking met Hyperius’ indeling van de preekstoffen wil ik graag nog een aantal opmerkingen maken over het nut van wat door hem in zijn homiletiek naar voren is gebracht. Daarbij kom ik allereerst terug op wat ik eerder heb gezegd over de waardering die er mag zijn voor een hoogleraar die in zijn eigen tijd, vanuit zijn vorming en traditie een eerste aanzet heeft mogen geven voor de ontwikkeling en uitbouw van de gereformeerde homiletiek. Ik heb u niet zonder reden nadrukkelijk gewezen op zijn klassieke en humanistische opvoeding. Het is dankbaar verwonderlijk dat de HERE een man als Hyperius zo in het hart gegrepen heeft, dat hij niet anders verlangde dan alles dienstbaar te maken aan het Woord van God zelf.[27] Terecht wordt hij met ere vermeld in de verschillende handboeken over de geschiedenis en de ontwikkeling van de homiletiek, als de vader van de gereformeerde homiletiek. Ik herhaal dat graag en zet er vanmiddag een streep onder.[28]

Daarbij komt – en dat is de tweede opmerking – de blijvende waarde die het werk van Hyperius ook vandaag voor ons heeft, vanwege de beweging die hij gemaakt heeft en die tegengesteld was aan de beweging waarmee hij vertrouwd was. Niet de gelegenheid, niet de context van prediker en gemeente, maar het Woord is het uitgangspunt en schept de gelegenheid. Daar ligt voor Hyperius de grondslag van al ons theologiseren als het proprium theologiae, dat wil zeggen: het kenmerkende en eigene van de theologische wetenschap. Die beweging is ook vandaag niet overbodig en mag ook in het huidige gesprek het eigene van de academisch-gereformeerde vorming genoemd worden. De HERE beware ons ervoor dat het uitgangspunt zou verschuiven naar de mens in zijn wereld met alle gevolgen van dien, ook voor de homiletiek.

Als derde opmerking noteer ik dat het categoriseren van Hyperius niet zonder het gevaar is dat de Schrift uiteindelijk een bepaald schema en model wordt opgedrongen. De methode mag dan enerzijds uit de Schrift zelf zijn afgeleid, maar dit methodisch lezen en interpreteren stelt anderzijds de overtuiging van Hyperius dat de Schrift voor zichzelf moet spreken in discussie. Wanneer de Schrift voor zichzelf moet spreken blijft het van belang dat de prediker – om zo te zeggen – onbevangen de tekst moet kunnen naderen, om zich door het Schriftwoord te laten gezeggen en verlichten. Het zogenaamde genus mixtum dat Hyperius als zesde genus eigenhandig heeft toegevoegd laat al wel zien dat er variaties mogelijk zijn. De vraag is ook gerechtvaardigd of de aangehaalde teksten uit de tweede brief aan Timotheüs en de brief aan de Romeinen door de Heilige Geest bedoeld zijn als methodiek om heel de Schrift daaraan te onderwerpen en daardoor te leren verstaan.[29] En tenslotte wijs ik er in dit punt op dat de nadruk op de belijdenis van de eenheid van de Heilige Schrift op deze manier de eigenheid van de teksten dreigt te gaan overheersen.

Maar deze sympathetisch-kritische vragen nemen tenslotte niet weg – en dat als vierde en laatste opmerking – dat het werk van Hyperius ook gewaardeerd mag worden als een eerste poging de gemeente weer in beeld te brengen. Het gaat om het heil waar God haar naartoe wil brengen. Het gaat om de heiliging van Gods volk en daarmee is de homiletische insteek van Hyperius niet alleen praktisch te noemen[30], maar laat dit werk ook het licht weer schijnen over de werkelijke bedoeling en het nut van de Heilige Schrift, als de bron waar de gemeente uit drinken moet. Zo is het ook aan het begin gezegd: kennis, wetenschap en vroomheid zijn bij Hyperius nauw met elkaar verbonden. Door de verkondiging brengt de HERE Zijn gemeente tot het heil – de heling van de omgang en de gemeenschap met God Zelf. Dat is de insteek voor Hyperius gebleven. En daarmee heeft hij een bijdrage mogen leveren aan de ontwikkeling van de theologische wetenschap die haar kennis en uitkomst in dienst stelt van de HERE en Zijn gemeente. Naast Wittenberg, Straatsburg, Genève en Zürich mag daarom ook Marburg binnen het vakgebied van de homiletiek een gewaardeerde plek hebben vanwege Andreas Hyperius, de man uit Ieper.

Beknopte literatuurlijst:

Achelis, Chr. (1911). Lehrbuch der Praktischen Theologie II. Leipzig: J.C. Hindrich’sche Buchhandlung, p. 104-106

Biesterveld, P. (1895). Andreas Hyperius, voornamelijk als homileet. Rede gehouden bij de overdracht van het rectoraat aan de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken in nederland op 6 dec 1895. Kampen: G. Ph. Zalsman

Dijk, K. (1955). De dienst der prediking. Kampen: J.H. Kok N.V.

Hoekstra, T. (z.j.), Gereformeerde Homiletiek. Wageningen: Gebr. Zomer & Keuning’s Uitgeversmaatschappij

Jonker, H. (z.j.). Actuele prediking. Nijkerk: G.F. Callenbach N.V.

Krause, Gerhard (1977). Andreas Gerhard Hyperius. Leben, Bilder, Schriften. Tübingen: J.C.B. Mohr

Rössler, Dietrich. (1986). Grundriss der Praktischen Homiletik. Berlin-New York: Walter de Gruyter

Scott, Graham Allan David, Preaching biblically and persuasively: a study and translation of the first protestant homiletics, the de formandis concionibus sacris seu de interpretatione scripturarum populari libri duo, 1553 and 1562, of Andrew Gerardus Hyperius (1511-1564). Geraadpleegd van: https://open.bu.edu/ds2/stream/?#/documents/70483/page/1

Sinnema, Donald (1999). The Distinction Between Scholastic and Popular: Andreas Hyperius and Reformed Scholasticism.  Geraadpleegd van: https://www.academia.edu/41745505/The_Distinction_Between_Scholastic_and_Popular_Andreas_Hyperius_and_Reformed_Scholasticism

Spijker, W. van ‘t, (1990). Principe, methode en functie van de theologie bij Andreas Hyperius. Kampen: Kok

Stark, Ciska (2005). Proeven van de Preek. Een praktisch-theologisch onderzoek naar de preek als Woord van God. Zoetermeer: Boekencentrum

Trimp, C. (1986). De Preek. Een praktisch verhaal over het maken en houden van preken3. Kampen: van den Berg


[1] Dat wil zeggen: gerekend vanaf de tijd van de Reformatie en daarna

[2] Spijker, W. van ‘t, Principe, methode en functie van de theologie bij Andreas Hyperius. (Kampen: Kok, 1990), p. 13

[3] Biesterveld, P., Andreas Hyperius, voornamelijk als homileet. Rede, gehouden bij de overdracht van het rectoraat aan de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken in Nederland op 6 dec. 1895. (Kampen: G. Ph. Zalsman, 1895); Gerhard Krause, Andreas Gerhard Hyperius. Leben – Bilder – Schriften. (Tübingen: J.C.B. Mohr, 1977);

[4] Dat stadje is ons waarschijnlijk vooral bekend door W.O. I, waar duizenden soldaten zijn omgekomen.

[5] Overigens staat Hyperius in deze levens- en leergang niet alleen. Het humanisme heeft voor veel reformatoren een eerste stap betekend naar de bestudering van de tekst van de Heilige Schrift zelf.

[6] Sturm moest na acht jaar vluchten omdat zijn leven gevaar liep. Hij maakte zich sterk voor een tolerante houding naar de protestanten toe. Maar op aanstichting van de Sorbonne (!) besloot Frans I van Frankrijk tot een geloofsvervolging van het ‘nieuwe geloof’. Sturm ging vanwege die vervolging naar het Straatsburg van Bucer.

[7] In die tijd was dat Leuven

[8] Baron Karel de Montjoie. Zoon van Willem de Montjoie, die bevriend was met Erasmus.

[9] Onder Hendrik VIII, die graag wilde laten zien dat hij de van de paus ontvangen titel: ‘verdediger van het ware geloof’ waardig was.

[10] Hyperius moest, na de lange reizen en de kosten die hij daarvoor maakte, zorgen voor een inkomen. Dat dacht hij in Marburg te kunnen verwezenlijken, waarbij hij tegelijk hoopte vanuit Marburg aanbevelingsbrieven voor Straatsburg te krijgen.

[11] Beter bekend als Noviomagus (afkomstig dus uit Nijmegen)

[12] Vermoedelijk aan de pest

[13] Scott, Graham Allan David, Preaching biblically and persuasively: a study and translation of the first protestant homiletics, the de formandis concionibus sacris seu de interpretatione scripturarum populari libri duo, 1553 and 1562, of Andrew Gerardus Hyperius (1511-1564). https://open.bu.edu/ds2/stream/?#/documents/70483/page/1

[14] Keizer Vespasianus benoemde hem in 71 na Chr. tot hoogleraar in de retorica.

[15] Dat betreft ook het begrip ‘scholastiek’ zelf, dat door Hyperius meer bedoeld is om het ‘schoolse’ en wetenschappelijke aan te duiden, in tegenstelling tot het ‘populaire’, zoals Sinnema daarop wijst: Sinnema, Donald, The Distinction Between Scholastic and Popular: Andreas Hyperius and Reformed Scholasticism.  https://www.academia.edu/41745505/The_Distinction_Between_Scholastic_and_Popular_Andreas_Hyperius_and_Reformed_Scholasticism

[16] Van ’t Spijker (1990), p. 15

[17] Van ’t Spijker (1990), p. 18: “Hyperius speurt midden in de werkelijke kerk naar de tekenen van het effectieve Woord van God. En daar ligt voor hem het principium, het proprium Theologiae (het nut van de Schrift).”

[18] Scott, Graham Allan David, Preaching biblically and persuasively, p. 38

[19] Ik geef de Nederlandse vertaling vanuit het Engels weer

[20] Scott, Graham Allan David, Preaching biblically and persuasively, p. 38

[21] Ibid., p. 39

[22] Ibid.

[23] Ibid.

[24] Ibid.

[25] Ibid., 40

[26] Achelis, Chr., Lehrbuch der Praktischen Theologie II (Leipzig: J.C. Hindrich’sche Buchhandlung, 1911), p. 104-106

[27] Daarmee hangt samen: de aandacht die Hyperius vraagt voor de vakgebieden van de exegese, canoniek en dogmatiek. Zorgvuldige studie van de tekst(woorden), kennis van de inhoud van de Schrift en de leer van de Schrift en oog voor de eenheid van de Schrift zijn bij hem voorwaarden voor een Schriftgetrouwe en -gebonden prediking.

[28] In het licht van die achtergrond én vanwege het complexe begrip ‘scholastiek’ is de opmerking van C. Trimp, dat Hyperius “meer in de greep van de klassieke retorica blijkt te zijn dan men vroeger wilde geloven” m.i. te haastig en te gemakkelijk gemaakt. (Trimp, C., De Preek. Een praktisch verhaal over het maken en houden van preken. Kampen: Van den Berg, 1986, p. 78)

[29] Daarbij ga ik voorbij aan het onderscheid dat Hyperius zelf maakt tussen scholastische en populaire stoffen. De kritische opmerking geldt ook de laatste, waar hij zijn indeling met name voor ontworpen heeft.

[30] In: Stark, Ciska, Proeven van de Preek. Een praktisch-theologisch onderzoek naar de preek als Woord van God. (Zoetermeer: Boekencentrum, 2005), p. 115 wordt waarderend gesproken over Hyperius’ homiletiek vanwege de aandacht voor de hoorder.